Rivaliteiten

Relaties die de Contrade al eeuwenlang onderling onderhouden zijn vaak ingewikkeld en complex; meestal komen ze boven op momenten dat ze nodig geacht worden en zijn ze vaag en dubbelzinnig, zoals het de beste politici betaamd.

We onderscheiden 3 types van relatie; de normale relatie die gebaseerd is op oude regels en gebruiken onderling. Daarnaast zien we uitersten : die van een alliantie (of aggregatie) en die van rivaliteit of iets ertussenin of wat men in Siena noemt : “het ontbreken van rapporten tussen contrade”.

De alliantie wordt formeel afgesloten met een echte overeenkomst of verdrag en omvat uitwisselingen van bezoeken en mogelijke cadeaus (bvb bij overwinning van de andere ontvangen ze elkaar en bieden ze drank of eten aan). Daarnaast kunnen ook incidentele leningen of een sneller akkoord bij het vormen van ‘partiti’ en andere onderhandelingen ten aanzien van de Palio. (bvb elkaar helpen te winnen of de rivaal te doen verliezen).

We zien dus heel wat allianties tussen verschillende contrade; maar dit mondt niet noodzakelijk uit in driehoeksverbanden waarbij meerdere contrade met elkaar verbonden worden.

De enige uitzondering hierop is de “T.O.N.O.”, acroniem van Tartuca, Oca, Nicchio en Onda, die het eerste deel van de jaren dertig de Palio domineerden. Tussen 1930 en 1934 wonnen ze maar liefst 8 van de 10 gereden Palio’s : drie voor Tartuca; twee voor Oca en Onda en één voor Nicchio.

De twee Palio’s die ze niet wonnen zijn die van juli 1931 gewonnen door Aquila en die van juli 1934. Deze laatste werd gewonnen door Civetta na eenenveertig jaar wachten. Ze maakte echter wel deel uit van een zeer precieze strategie van “T.O.N.O.” en in het bijzonder Oca die de ‘cuffia’ hierdoor lieten overgaan naar rivaal Torre wiens laatste overwinning dateerde van de Palio Straordinario van 13 september 1910.

Maar de coalitie ging in rook op toen Oca in 1934 de Palio won zoals afgesproken door de “T.O.N.O.”. Tijdens de prove bleek echter dat Nicchio veruit het sterkste paard had. Hierdoor ontstond er een ernstig meningsverschil tussen Nicchio en Oca, waardoor de nicchiaioli de alliantie ontbonden en elke vorm van relatie met Fontebranda opzegden.

Ook vandaag de dag herinneren de oudere Contrada-leden van Nicchio het geleden leed via het lied : “Quella del trentaquattro ci s’è legata al dito Papero sciabordito….. ” (“Die van 34 is aan de vinger vastgebonden van de kabbelende eend …”).

Andere allianties zijn bijna allemaal onderbroken na kleine diplomatieke incidenten of gebeurtenissen die te maken hebben met de Palio. De definitieve breuk wordt bekrachtigd door de Algemene Vergadering van de desbettreffende wijk.

De alliantie of beter gezegd “aggregatie” tussen de Contrade vindt zijn oorsprong in het midden van de jaren 1600 en is, en zal altijd dynamisch zijn in verhouding met de complexiteit en meervoudige relaties die hieraan inherent zijn.

Hieronder een tabel die de alleanties weergeeft die door de individuele Contrade in het verleden werden bekrachtigd. Hiertegenover zetten we de huidige situatie, in voegen sinds het einde van de 20e eeuw.

ContradeAllianties in het verledenHuidige allianties
AquilaCivettaDragoPanteraCivettaDrago
BrucoChiocciolaIstriceLeocornoLupaNicchioTorreIstriceNicchioTorre
ChiocciolaBrucoIstricePanteraSelva TartucaTorreIstricePanteraSelva
CivettaAquilaGiraffaIstriceLeocornoPanteraAquilaGiraffaIstricePantera
DragoAquilaLupaOcaSelvaAquila
GiraffaCivettaIstricePanteraValdimontoneCivettaIstricePantera
IstriceBrucoChiocciolaCivettaGiraffaLupaBrucoChiocciolaCivettaGiraffa
LeocornoBrucoCivettaPanteraTartucaTorrePanteraTartuca
LupaBrucoDragoIstriceOcageen
NicchioBrucoOcaOndaTartucaValdimontoneBrucoOndaTartuca
OcaDragoLupaNicchioOndaTartucageen
OndaNicchioOcaTartucaValdimontoneNicchioTartucaValdimontone
PanteraAquilaChiocciolaCivettaGiraffaLeocornoChiocciolaCivettaGiraffaLeocorno
SelvaChiocciolaDragoTartucaTorreChiocciolaTartuca
TartucaChiocciolaLeocornoNicchioOcaOndaSelvaTorreLeocornoNicchioOndaSelva
TorreBrucoChiocciolaLeocornoSelvaTartucaBruco
ValdimontoneGiraffaNicchioOndaOnda

Het tweede type is het ‘gebrek aan formele relaties’ tussen de Contrade, wat er meestal een meer negatieve bijklank heeft maar niet zozeer dat er een rivaliteit uit groeit of gegroeid is. De relatie tussen Nicchio en Oca die we daarnet beschreven zorgde ervoor dat er decennia lang geen relaties waren tussen beide wijken.

De laatste typologie is, op enkele gevallen na, meestal een gevolg van een negatieve ervaring binnen een bestaande aggregatie die zich ontwikkelde in een onderlinge rivaliteit.

De rivaliteit tusssen bepaalde contrade is soms zo oud als de Palio, en veel duurzamer dan allianties. De huidige rivaliteiten zien er als volgt uit :

AquilaPantera
ChiocciolaTartuca
CivettaLeocorno
IstriceLupa
NicchioValdimontone
OcaTorre
TorreOnda *

* (dit is wat we noemen een eenzijdige rivaliteit, Torre erkent deze niet en beschouwd Onda als “een lastige buur”)

Eind jaren tachtig eindigde de rivaliteit tussen Bruco en Giraffa, althans formeel, en droeg als onmiddellijk gevolg bij aan het schrijven van twee momenten van zeldzame emotionele intensiteit in het Palio-gebeuren : Bruco’s overwinning op 16 augustus 1996, na 41 lange jaren wachten op een nieuwe overwinning; en de cappotto van Giraffa een jaar later in 1997.

De huidige rivaliteiten zijn bijna allemaal ontstaan in de 20e eeuw, met uitzondering van OcaTorre, bij uitstek de meest intense in Siena en ChiocciolaTartuca die teruggaan tot de late 17e eeuw. Uit de vergelijking van de twee voorgaande tabellen is gemakkelijk te zien dat, behalve TorreOca en TorreOnda, er in het verleden onder de huidige vijanden min of meer duurzame alliantierelaties bestonden.

Momenteel hebben alleen Selva en Drago geen rivalen op de Piazza en na de verzoening die eind jaren tachtig plaatsvond, geldt hetzelfde voor Bruco en Giraffa.

In de kern zijn rivaliteiten te wijten aan één of meer van de volgende redenen: territorium, iets dat gebeurde tijdens de koers en niet-gerespecteerde afspraken of protocollen.

In het begin waren er veel meer contrade dan vandaag, er is sprake van meer dan 60. De pest van 1347 heeft ze teruggebracht tot 42, en in het midden van de 16e tot 23. De bando van Beatrice Violante di Baviera stelde in 1729 het aantal contrade vast op 17. Ook de territoria van de wijken werd vastgelegd. Bijna 300 jaar later zien we geen significante verschillen met wat er toen afgesproken werd.

Desondanks zijn het territorium, of liever de grenzen ervan, altijd de oorzaak geweest van verhitte discussies die geleid hebben tot rivaliteiten tussen enkele contrade. Het is geen toeval dat de rivaliserende contrade, met uitzondering van Oca en Torre, allemaal aan elkaar grenzen.

In de Numero Unico van Istrice, ter ere van de overwinning van de Palio van 16 augustus 1935 vinden we het artikel ” Didascalica Necessaria – verità sulla vertenza confinaria (Vereiste didactiek – Waarheid over het grensgeschil)”; een reactie op het artikel dat gepubliceerd werd in de Numero Unico van Lupa voor hun overwinning op 2 juli 1935. Dit artikel was getiteld “Guerra di confini (Grenzenoorlog)”. Hierin zien we dat de alliantie tussen beide omwille van territoriale claims van de twee naburige Contrade zou leiden tot een rivaliteit.

In de Numero Unico van Istrice, ter ere van de overwinning van de Palio van 16 augustus 1935 vinden we het artikel ” Didascalica Necessaria – verità sulla vertenza confinaria (Vereiste didactiek – Waarheid over het grensgeschil)”; een reactie op het artikel dat gepubliceerd werd in de Numero Unico van Lupa voor hun overwinning op 2 juli 1935. Dit artikel was getiteld “Guerra di confini (Grenzenoorlog)”. Hierin zien we dat de alliantie tussen beide omwille van territoriale claims van de twee naburige Contrade zou leiden tot een rivaliteit.

Naast het territorium waren ook gebeurtenissen in de koers aanleiding tot nieuwe rivaliteiten :

In de Palio van 2 juli 1688 greep de fantino van Torre het paard van Onda bij de teugels om het in de Casato over te dragen aan een alfiere (vlaggenzwaaier) van de contrada. Na afloop van de Palio braken rellen uit die zelfs gevolgen hadden voor het sociale leven; zoals het ontslag van werknemers van winkeliers en het onzetten van huurders van appartementen door de eigenaars omdat ze behoorden tot de rivaliserende wijk.

Van evengroot belang is het verbreken van afspraken of protocol. Dit heeft ook regelmatig rivaliteiten gegenereerd of in vele gevallen bijgedragen tot het aanzienlijk versnellen van het ontstaan ervan.

In 1932, bijvoorbeeld, ter ere van de viering van het feest van S. Rocco, beschermheer van de Contrada della Lupa, nodigde men de Prior van de Contrada dell’Istrice niet uit. Na een dergelijk feit kon Istrice niet anders dan afstand doen van de vriendschap of beter gezegd de alliantie met de norse buurman.

De rivaliteit is vaak paradoxaal genoeg verbonden met allianties van sommige wijken met beide rivalen. Deze situatie zien we momenteel bij Civetta, geallieerd met Aquila en Pantera; voor Onda, geallieerd met Nicchio en Valdimontone; voor Pantera die geallieerd zijn met Civetta en Leocorno en tot slot ook Selva, geallieerd met Chiocciola en Tartuca.

Aan het einde van deze korte inleiding en om de Contrada-filosofie beter samen te vatten, is het de moeite waard om een refrein voor te stellen dat vaak wordt gezongen in de contrade : “amici di qualcuno, sgabelli di nessuno”. Waarmee ze willen zeggen dat je op de Piazza tijdens de Palio naar niemand kijkt, zelfs niet naar je beste vriend. Deelnemen telt immers niet, winnen des te meer. En het enige wat een teleurstelling kan wegnemen is de nederlaag van je rivaal.

Om het overzicht te bewaren delen we de rivaliteiten onder in drie delen : Huidige rivaliteiten, verdwenen rivaliteiten en sporadische perioden van rivaliteit. Daaronder splitsen we nog eens op per rivaliteit.

Bronnen :
R.Filiani e N.Zaffaroni. (2002-2003). ‘Con la rivale in Campo’ (1960-1989 en 1990-1999). Siena : Edizioni Il Leccio
Le rivalità tra le contrade di Siena. www.ilpalio.org
Contrade. www.ilpalio.siena.it

Meer info en duiding : 
T.O.N.O. (Jan Gilliams)
Rivaliteiten en een verzoening (Jan Gilliams)
Contrade en politiek (Jan Gilliams)
Contrade : ontstaan – functie – aantal – namen : mythe en waarheid (Jan Gilliams)

Deze pagina is ook in PDF beschikbaar


Huidige rivaliteiten

Aquila-Pantera

De rivaliteit tussen Aquila en Pantera is niet oud, zoals velen denken, maar is een van de meest recente, die officieel ontstaan is in 1947. Het is echter niet zo gek te denken dat ze onstaan was in 1718, het jaar waarop Aquila , op initiatief van Giovan Antonio Pecci, werd opgenomen tussen de contrade van Siena. Dit lokte toen reacties uit van de naburgige zusters, waaronder Pantera, die stilzwijgend delen van het grondgebied van Aquila hadden overgenomen omdat de contrade tientallen en tientallen jaren inactief was geweest.

Het opnieuw toelaten van Aquila zorgde voor vele problemen; al was het net Pantera die als eerste dialoog zocht met de “herboren zus”.

Het kwam er eigenlijk op neer dat Pantera de Piazza Postierla had geannexeerd, een plaats waar het gebruikelijk was om een “accattano” te houden. Een contradaiolo kreeg de taak toegewezen om een collecte te doen, de belangrijkste bron van inkomsten voor een contrada toendertijd. Met de herziening van de grenzen door de Bando van Violante di Baviera werd de Piazza Postierla opnieuw aan Aquila gegeven.

Pantera zag echter het belang van die ruimte en zoch toenadering bij Aquila om een overeenkomst te maken om zo gebruik te kunnen blijven maken van het plein. In 1730 bereikten de twee contrade een overeenkomst. Het bleef dus toegestaan voor een panterino om een collecte te houden op het plein. Er werd afgesproken om de overeenkomst elke drie jaar te herbekijken of te verlengen. Uit deze overeenkomst ontstond de alliantie tussen de twee contrade, die in 1788 werd verlengd.

Tot 1936 veranderde de relatie tussen de twee contrade niet, Pantera zat immers verwikkeld in een weinig gedocumenteerde rivaliteit met de Selva. Deze was bekend omwille van de slag van Grifa, contradaiola van Pantera, aan het paard van Selva in 1745 en omwille van het gedocumenteerde verzoeningsdiner.

Als bewijs van de samenwerkingsrelaties tussen Aquila en Pantera is het belangrijk om enkele gebeurtenissen te vermelden die nauw verband houden met de Palio.

Eind negentiende en begin twintigste eeuw zetten ze samen Palio’s naar hun hand

Palio agosto 1871

In 1871 won Aquila de Palio van augustus met een scosso. De kapitein toendertijd was een zekere Pietro Lazzerini die we tijdens de Palio van juli 1874 als een van de hoofdrolspelers kunnen zien van de overwinning van Pantera. Hij was de “klusjesman” van de “officiële” kapitein Terenzio Dinelli.

Deze Lazzerini was echter geen heilige. Hij zorgde ervoor dat de 2 contrade nog jaren leden onder wat er gebeurd was; vooral Pantera betaalde letterlijk én figuurlijk het gelach.

Zelfs in het begin van de twintigste eeuw werkten Aquila en Pantera samen op Palio-vlak. Op 2 juli 1904 won Pantera na 30 jaar wachten opnieuw. De schulden opgebouwd voor de overwinning van 1874 wogen zwaar door en zal wellicht een van de hoofdredenen zijn van het lange wachten.

Op de vooravond van de Quatro Giorni nam kapitein Orazio Lenzi plots ontslag. Pantera zat dus zonder kapitein. Er werd een commissie gevormd met Priore Comucci, raadsman Dinelli en voormalig kapitein Sabatino Forni, een gepassioneerde en zeer actieve contradaiolo. De ochtend van de vierde prova arriveert Nappa in Pantera. Regisseur van dit manoeuvre was Silvio Silvio Griccioli, die meer dan 20 jaar de Palio organiseerde bij Aquila en “manager” was van Alfonso Menichetti detto “Nappa“. Hij was enorm gehecht aan deze fantino tot zijn groot verraad in augustus 1921.

Pantera wist die Palio te winnen van favoriet Aquila waar Popa, de broer van Nappa reed. Deze hinderde Tartuca bij de start en in de eerste ronde. Picino rijdt echter de perfecte koers maar komt op de meet enkele centimeters te kort om Pantera van de overwinning te houden. Door deze overwinning wordt Aquila ‘nonna’, maar dat verandert niets aan de relaties tussen de twee contrade. In augustus 1906 wint Aquila de Palio met Nappa waardoor de alliantie met Pantera enkel nog versterkt wordt.

Palio luglio 1874

In augustus 1909 stuurde Griccioli zijn poulain opnieuw naar Stalloreggi, maar deze keer ging het mis; de Palio werd gewonnen door Drago met Picino na een adembenemend duel met de nodige zweepslagen. Picino neemt zo wraak voor de nederlaag van 1904.

In de daaropvolgende jaren valt er weinig te melden. Pantera heeft de nodige meningsverschillen met Giraffa en wint nog eens in 1926. Aquila daarentegen verbreekt de relaties met Oca na een stormachtige koers en wint in juli 1931 de Palio opnieuw na 25 jaar.

Palio luglio 1904
Palio agosto 1906

De aanloop naar de rivaliteit

Zo komen we aan op de noodlottige datum van 16 augustus 1936, bepalend en aanleiding voor de aankomende rivaliteit tussen beide contrade. Pantera was favoriet van die Palio met de veelbetekenende Ruello, een grijs paard dat de vorige drie Palio’s gewonnen had. Fantino was Corrado Meloni detto “Meloncino” die Sgonfio vanaf de terza prova vervangen had. Het lot vertrouwde Aquila de oude Rondinella, ook wel Gobba genoemd, toe. Ze kozen voor Ganascia.

De twee fantini hadden geen goede relatie en dat omwille van twee redennen, de eerste voor de hand liggend en algemeen gekend, de andere nogal mysterieus. Ten eerste kon Meloncino Ganascia niet uitstaan vanwege de extreem gewelddadige zweepslagen die de fantino uit Monticello Amiata uitdeelde aan zijn vader, Picino, tijdens de Palio van 2 juli 1933. De andere reden, en tevens meest mysterieuze maar zeker doorslaggevende reden voor de gebeurtenissen van 1936, was een vermeend hartstochtelijk geschil tussen de twee fantini. Bovendien moet gezegd dat de Meloni-familie bekend stond voor soortgelijke zaken in het verleden.

Palio agosto 1936

Om concreet te zijn, tijdens de palio van juli 1919 voerde Picino, vader van Meloncino, een woedende strijd met Nappa, die voor Aquila uitkwam. De twee kwamen in volle koers in contact, ze hinderden elkaar en kwamen ten val terwijl ze op kop liepen. En dit alles omwille van een oud geschil tussen beide over een vrouw. Waarschijnlijk gebeurde iets soortgelijks in 1936. Al van tussen de touwen was de spanning tussen Ganascia en Meloncino voelbaar.

Bij het vallen van de koord werd Pantera onmiddellijk gehinderd door Chiocciola om vervolgens aangepakt te worden door Aquila . Ganascia deed een manoeuvre waardoor Ruello en Meloncino vielen. Deze laatste blesseerde zich ernstig aan de knie er werd voor maar liefst 60 dagen opgenomen in het ziekenhuis.

Na deze gebeurtenis begonnen de eerste meningsverschillen tussen de twee contrade de kop op te steken. Tot 1938 werden de relaties teruggebracht tot het onmisbare minimum en in 1939 vond een andere gebeurtenis plaats die bijdroeg tot het verergeren van de spanning tussen de twee wijken. Tijdens de prima prova blesseert het paard van Pantera, Valerio zich. Ze trekken zich gedwongen terug van deelname aan de Palio. Desondanks een overeenkomst tussen de contrade weigert Aquila , die de Palio won met Folco en Pietrino, deze na te komen en te betalen.

De oorlog onderbrak de Palio voor maar liefst 5 jaar. Desondanks de ‘rust’ bleef er langs de zijde van Pantera boosheid smeulen. In 1946, de eerste keer dat beide contrade opnieuw tegenover elkaar stonden gebeurde er opnieuw iets dat bijdroeg tot het ontstaan van de rivaliteit.

In augustus vroeg de kapitein van Pantera, Nello Brogi, expliciet aan zijn fantino Ranco om Aquila de nodige zweepslagen uit te delen. De fantino volgde nauwgezet de bevelen van zijn kapitein op. Hij pestte Alfredo Ricci detto Ruscetto die voor Aquila op Ilary reed op gewelddadige wijze.

De geboorte van de rivaliteit

Desondanks verdween de alliantie niet onmiddellijk. De relatie waren wel enorm verslechterd en de spanning tussen de twee ‘volkeren’ was heel hoog. Elke vonk zou genoeg zijn om alles te laten ontploffen. Dit gebeurde dan ook tijdens het Festa Titolare van Aquila in 1947. Op 12 september 1947 begon iemand Pantera te beledigen door de luidspreker, met duidelijke verwijzingen naar de Palio van augustus 1936. Dit gebeurde terwijl de Prior van Pantera samen met enkele andere contradaioli van Stalloreggi in Aquila waren om hulde te brengen aan de alleaat die zijn feestdag vierde. Uiteraard zorgde dit voor een enorme spanning. Alle vlaggen van Pantera werden onmiddellijk uit het oratorium gehaald.

De Algemene vergadering van Pantera werd bij elkaar geroepen op 18 september door Priore Paghi. Ze eisten officiële excuses van Aquila voor de gebeurtenissen op 12 september. Pas op 30 oktober reageerde Aquila met een negatief antwoord. Men zag het ‘plagen’ van 12 september als een reactie op provocerende houdingen van Panterini in het verleden. Men herinnerde zich vooral de gebeurtenissen tijdens de Palio van mei 1947 waarin Aquila, met Biondino op Piero de Palio verloor door het gedrag van Pantera.

Na het nieuws te hebben gehoord, besloot Pantera op de Algemene vergadering van 22 december om de eeuwenoude alliantie met Aquila stop te zetten. Zo ontstond een van de meest innige en verhitte rivaliteiten.

Door de jaren heen is de rivaliteit tussen Aquila en Pantera heel traditioneel gebleven, met de gebruikelijke vuistgevechten aan de Quattro cantoni. We merken tevens op dat de overwinningen van Pantera in 1978, 1987 en 1991 onmiddellijk gevolgd werden door een overwinning van Aquila (1979, 1988 en 1992).

De rivaliteit brengt de laatste jaren een grote spanning met zich mee, het gevolg van enkele zeer turbulente Palio’s in de jaren negentig.

Denken we maar aan de palio van 3 juli 1992, de laatste overwinning van Aquila tot op heden trouwens. Pantera huurde Legno in met als enige doel : Aceto van de overwinning houden. We herinneren ons levendig de uitwisseling van zweepslagen tussen de touwen tijdens de startprocedure. Alsof dit niet genoeg was bepalen deze twee het volledige koersverloop. Met een onverklaarbare val van Pantera en de daaropvolgende triomftocht richting overwinning van Aquila.

Palio luglio 1992
Aceto-Legno luglio 1992

In augustus 1996 volgt al snel een volgende confrontatie, tekenend voor de rivaliteit. Aquila is één van de favorieten met Oriolu en Massimino, die in 1994 nog gewonnen had voor rivaal Pantera. Pantera kiest voor Spirito, die in augustus 1993 bij Giraffa superfavoriet Aquila (met het onoverwinnelijke paar Il Pesse en Pytheos) gehinderd had bij de start. De spanning en de ruzie van toen vormden slechts een opstapje naar de gebeurtenissen op 16 augustus 1996.

Palio agosto 1996

Tijdens de start volgde Spirito Massimino alsof het zijn schaduw was. Bedreigingen, botsingen,… niets was teveel gevraagd aan Spirito . Mossiere Cisi gad tot 2x toe een valse start. Wanneer de rincorsa binnenkwam stonden Aquila en Pantera zij aan zij. Spirito greep vastbesloten naar het truitje van Massimino . Deze kon niet vertrekken en de nederlaag van Aquila was al een feit.

Deze laatste gebeurtenis heeft de relaties tussen de twee contrade geen goed gedaan. De zware disciplinaire maatregelen die tegen beide werden genomen hebben echter niet bijgedragen aan het normaliseren van de realtie tussen de twee “jonge” rivalen in Siena.


Chiocciola-Tartuca

De rivaliteit tussen Chiocciola en Tartuca is ongetwijfeld een van de oudste en meest gewortelde. Ze onderscheid zich van anderen door het feit dat ze onderbroken werd om vervolgens verschillende keren opnieuw verder gezet te worden. Het zijn net de frequente verzoeningen die het meest interessante aspect van de relatie tussen deze twee naburige zussen vormen.

Naar alle waarschijnlijkheid zijn de eerste meningsverschillen ontstaan als gevolg van de gebruikelijke grensdiscussies, getuige de eerste botsingen tussen de twee volkeren uit de tweede helft van de zeventiende eeuw.

De zeventiende eeuw en de eerste incidenten

De meest opvallende dateert uit juli 1686, in dat jaar werd de Palio uitgesteld tot de 28e en gewonnen werd door Giraffa. Tijdens de tratta brak er een serieuze vechtpartij uit tussen Chiocciola en Tartuca waarbij alles wat gevonden werd over en weer gegooid werd. Het liep zo ernstig uit de hand dat de autoriteit in eerste instantie besloot de twee contrade uit te sluiten van deelname. Daarenboven dreigde men met ernstige sancties. Dit werd medegedeeld aan Lorenzo Fiducci, kapitein van Tartuca en aan de prior van Chiocciola, Pietro Martini.

Uit angst voor verdere ernstige incidenten besloot de gouverneur, Francesco Maria de Medici, het bevel echter in te trekken op voorwaarde dat Chiocciola en Tartuca, samen met alleaat Torre, de Piazza niet zouden betreden in gewapende uitrusting, zoals dat in die jaren de gewoonte was.

Het probleem werd snel opgelost; slechts drie jaar later vormden Chiocciola, Tartuca en Torre een solied alliaatschap vormen waaraan ook Selva werd toegevoegd in 1789.

Op dertien juni 1689 eerden de twee districten gezamenlijk St. Antonius van Padua, patroonheilige van Tartuca. Om de goede bestaande relaties te bevestigen, halen we graag de Palio van augustus 1701 aan. Chiocciola won met fantino Giuseppone, Tartuca werd tweede. Beide comparse, met hun respectievelijke kapiteins én met vertegenwoordiging van bondgenoot Torre gingen samen naar de kerk van de Contrada dell’Oca, die die Palio had georganiseerd, om het Te Deum te zingen. (ter info : het was toen gebruikelijk dat de wijk die in juli won de Palio van augustus organiseerde; dit noemde men dan een ricorsa)

De goede relaties in de achtiende eeuw

De achttiende eeuw was daarom een eeuw gekenmerkt door goede relaties tussen de twee wijken; hoewel ook in die jaren de nodige incidenten plaatsvonden.

Op 4 juli 1756 vochten de twee contrade hard voor de overwinning, Tartuca won met een paar centimeter, de kapitein van Chiocciola kon net een gevecht onderdrukken dat onmiddellijk na het einde van de koers uitbrak. Gelukkig wogen deze feiten deze keer niet zwaar door. Beide alleaten besloten zelfs om samen de Palio van augustus te organiseren, als teken van hun vriendschap en zusterschap.

Tussen vrede en oorlog in de negentiende eeuw

Ondanks de alliantie lijkt er geen twijfel over te bestaan dat de relaties in elk geval zeer fluctueerden. De negentiende eeuw bewees dit ten volle; Tartuca en Chiocciola waren immers verwikkeld in een opeenvolging van ernstige botsingen en illusoinaire wapenstilstanden.

De aankomende rivaliteit werd meer en meer duidelijk omdat beide contrade tijdens de koersen vaak botsten. Een zeer goed voorbeeld is de Palio van augustus 1814. Tartuca, die het beste paard hadden, werd gedurende een ronde gehinderd door Belloccio, fantino van Chiocciola. De tartuchini waren razend en staken het wapenschild van de alleaat in brand.

Na deze gebeurtenissen startte een periode van enorme spanning tussen de twee volkeren; tijdens de Palio van augustus 1820 stapten zowel de fantino van Tartuca, Francesco Morelli detto “Ferrino minore” als die van Chiocciola, Adamo Bracali, af en vochten een robbertje uit.

Na dit nieuwe meningsverschil werd in oktober 1820 onder druk van de autoriteit een banket georganiseerd met achttien deelnemers, 9 per wijk in een in een villa in Costalpino.

De nieuwe wapenstilstand hield stand ondanks de spanningen tijdens de Palio van juli 1822, gewonnen door Chiocciola met Brandino na een furieuze strijd met Caino van Tartuca. De winnende fantino had de teugels van het paard van de ‘rivaal’ vastgepakt om zo zegezeker te zijn.

Na twintig jaar relatieve rust was het tijdens de Palio van augustus 1841 weer raak. De fantino van Tartuca, Giuseppe Brandani detto “Ghiozzo” duwde favoriet en topfantino Gobbo Saragiolo van zijn paard in de San Martino.

Een paar jaar later volgde snel een nieuw, moeilijk moment. Dit leidde vervolgens opnieuw tot verzoening, die even sensationeel als nutteloos bleek.

Op 14 augustus 1847, bij Arco di Sant’Agostino, brak een vechtpartij uit na de Prova Generale. Dit omdat Tartuca in die periode niet gewaardeerd werd door vele Sienesen omwille van hun oude kleurencombinatie : geel en zwart, wat deed denken aan de toenmalige Oostenrijkse vlag.

Juist om deze redenen besloten enkele figuren, waaronder pater Tommaso Pendola, om het steeds zorgelijker wordende contrast tussen de twee wijken te herstellen. Op 7 september vond er een ontmoeting plaats waarbij veel leden van de twee contrade aanwezig waren en waar verschillende gedichten en sonnetten geciteerd waarbij er om vrede gevraagd werd :

E di Siena alle contrade/ Serviremo noi d’esempio/ Non curando più quell’empio/ Che la pace turberà…

Più la spada imbandiremo/ Per la patria pugneremo/ Per la nostra libertà…

Umili e confusi/ Nei nostri drappelli/ Gridiamo o fratelli/ Evviva l’union…

Alsook :

La bandiera o tartuchini/ Ha cambiato il suo colore/ Or cangiate voi il rancore/ In concordia ed amistà…

Het banket tussen de vrouwen van Chiocciola en Tartuca, dat de week daarop plaatsvond, bevestigde deze nieuwe harmonie.

Deze uitingen van vriendschap vielen, niet verrassend, zoals blijkt uit het genoemde sonnet, samen met de verandering van de kleuren van Tartuca die kozen voor zwart-wit vanaf 26 september 1847. Maar deze verandering duurde echter iets minder dan twee jaar. Tijdens de Palio van juli 1849 werd Tartuca opnieuw het doelwit van anti-Oostenrijkse scheldwoorden.

Mede hierdoor werden de relaties met Chiocciola opnieuw precair. Het waren zeer moeilijke jaren voor Tartuca die in alle opzichten werden gehinderd omwille van de kleuren die geassocieerd werden met Oostenrijk. Het was dus niet enkel Chiocciola die zich tegen Tartuca keerden maar ook de andere contrade deden mee.

In augustus 1856 kreeg de fantino van Drago, Donato Partini, detto “Partino minore” 25 lire om de fantino van favoriet Tartuca, Francesco Bianchini detto “Campanino” te hinderen.

Een jaar later, in juli 1857 kreeg diezelfde Partino, deze keer bij Lupa, maar liefst 45 lire om de fantino van favoriet Tartuca, Gaetano Bastianelli detto “Gano di Catera” te trakteren op geweldadige zweepslagen.

Palio agosto 1850

Chiocciola behaalde daarentegen maar liefst zes overwinningen in slechts acht jaar. In 1850 won het een cappotto met Folaghino. Deze werd gevolgd door de successen van 1853-55-57-58, allemaal veroverd door Pietro Paolo Rocchi detto “Paolaccino“. Deze reed vier maal voor Chiocciola en vier maal kwam hij met geheven zweep over de meet.

De vijandige houding tegenover Tartuca veranderde zelfs niet toen in 1858, na enkele incidenten, op 15 december het zwart vervangen werd door het turkoois, een verandering die definitief werd in 1859.

De crisis bereikte zijn hoogtepunt in juli 1860 toen Tartuca besloot af te zien van deelname aan de Palio, om zo te protesteren tegen de aanhoudende pesterijen omwille van de kleur. Dit besluit werd bestraft met een verbod om drie jaar te mogen deel nemen. De straf werd echter even snel weer ingetrokken door de autoriteiten.

In augustus 1861 keert Tartuca terug op de Piazza en winnen ze een Palio die op zijn zachtst gezegd turbulent was. De kleuren van Castelvecchio werden verdedigd door Mario Bernini, detto “Bachicche”, een Sienese fantino aan het begin van een carrière vol successen, verraad en wangedrag, die erin slaagde om het snelste te starten. Chiocciola’s fantino, Edoardo Seccatici, stopte tijdens de tweede ronde en probeerde om Bachicche te stoppen, maar zijn poging mislukte en het leverde hem arrestatie op.

Bachicche werd na de overwinning uitgefloten, de andere contrade weigerden om zoals gebruikelijk met de vlaggen te zwaaien. De fantino werd onmiddellijk omringd door gewapende milities om verdere rellen te voorkomen. Andere burgers probeerden snel een andere Palio te organiseren en de drappellone die niet werd afgehaald door de bange tartuchini opnieuw te gebruiken. Kortweg, er was veel verwarring.

Palio agosto 1861

De Palio werd de volgende dag pas uitgereikt aan Tartuca, de legitieme winnaar, maar de contradaioli besloten wijs om geen triomfstoet te doen door de stad. Ze besloten om enkel hun eigen wijk aan te doen. Deze overwinning van Tartuca was een keerpunt in de relatie met Chiocciola, inmiddels zo verslechterd dat de volgende wapenstilstanden weinig meer zullen zijn dan mislukte pogingen. Ook formeel veranderde er niets in de relaties tussen de twee buren. Ondertussen bleef de Palio de plaats van de bittere strijd.

In augustus 1881 was het de fantino van Chiocciola, Giovanni Battista Vieri detto “Peggio” die in juli trouwens voor Tartuca had gereden, die de opdracht had om de Contrada van Castelvecchio te doen verliezen. Hij nam het paard dat als het sterkste uit het lot werd aanzien en bereden werd door Antonio Duchi detto “Martello” bij de teugels.

Palio luglio 1886

De vijandigheid tussen twee volkeren bevatte ook de nodige ironie. In de nasleep van de overwinning van Tartuca in juli 1886 (eerste deel van de dat jaar gewonnen cappotto) werd gelachen met de kapitein van Chiocciola, Sciarelli. Deze werd subtiel “goede boer” genoemd. Een bijnaam die ook vandaag nog wordt gegeven aan de chiocciolini.

In juli 1889, het jaar van een andere vergankelijke verzoening, won de Tartuca de Palio voor Chiocciola door deze in de laatste San Martino te passeren. Deze Palio kende echter dramatische proloog; Tabarre, die in 1888 voor San Marco had gewonnen, ging van Chiocciola naar Tartuca in ruil voor Lorenzo Franci, detto “Pirrino“, een andere zeer nobele fantino.

Met deze daverende nederlaag startte een van de donkerste periodes in de geschiedenis van Chiocciola. Tussen 1888 en 1911 wonnen ze niet meer. In 1906 werden ze zelfs nonna. Tartuca daarentegen bleef met de regelmaat van de klok winnen.

De relaties verslechterden zienderogen in deze periode. De opkomst en vele overwinningen van Tartuca zorgde voor veel onvrede bij Chiocciola. De ontmoediging was zo sterk dat na een nederlaag in 1896 een contradaiolo het beeld van patroonheilige Sant’Antonio in de put gooide. Sindsdien is “affogasanti” (heiligenverdrinkers) de bijnaam van de chiocciolini en sinds 29 juni 1972 is ook de titel van het officiële tijdschrift van de Contrada.

De hergeboorte van Chiocciola in het begin van de twintigste eeuw

De eerste jaren van de nieuwe eeuw gaven de rivaliteit een nieuw gewicht, Tartuca won de Palio in augustus 1902 en 1910, Chiocciola daarentegen bleef op een pijnlijke manier verliezen. In juli 1901, met het beroemde verraad van Fiammifero maar ook juli 1905 en juli 1909 waren pijnlijk.

Dé protagonist van de triomfen van de tartuchini en dus zwarte beest voor Chiocciola was fantino Domenico Fradiacono detto “Scansino” die, naast de twee successen voor Tartuca, ook 3x won voor Chiocciola (in 1896, 1897 en 1909).

1904 was een zeer belangrijk jaar voor de rivaliteit tussen Chiocciola en Tartuca, die nog herstellende waren van grote geschillen die ontstonden in 1902. In juli verloor Tartuca de Palio op het laatste moment met Picino in een sprint met rivaal Nappa. In augustus liep Picino over naar Chiocciola die Stornino geloot hadden, een van de meest begeerde paarden van die tijd. De Palio eindigde echter al na een paar meter door vele en vooral krachtige zweepslagen van Zaraballe, ingehuurd door Tartuca om de rivaal te hinderen.

Scansino

In 1906 werd Chiocciola zoals gezegd nonna tot groot jolijt van de tartuchini. De rivaliteit was opnieuw enorm voelbaar en werd door beide contrade enorm geleefd. Na het nieuwe succes van Tartuca in augustus 1910 verstoorden nieuwe incidenten de relaties tussen de twee districten. Het werd een kwasi onhoudbare situatie. Scansino zorgde voor de triomf op Stella, die ironisch genoeg ook de protagonist was van de “hergeboorte” van Chiocciola het jaar erna.

Palio luglio 1911

In 1911 besloten de vrouwen van Chiocciola het beeld van Sint Antonius opnieuw uit de waterput te halen, in de hoop het ongeluk van de laatste jaren om te draaien. Op 2 juli 1911 vertrouwde Chiocciola Stella toe aan de ervaren Nappa en Tartuca, die de sterke Gobba geloot hadden antwoordde door Testina te kiezen, een van de meest valse fantini aller tijden. Hij stond bekend om zijn gewelddadige zweepslagen en was bereid om alles te doen om geld te verdienen om zijn ‘drugs’ (wijn) te betalen.

Reeds bij de start zocht Testina contact met Nappa en bij het vallen van de koord werden zweepslagen uitgewisseld tussen de twee rivalen. De fantino van Chiocciola kon zich echter bevrijden van zijn tegenstander en nam de kop. Testina reed goed maar eindigde tweede. Nappa wist onderweg zelfs een hond te ontwijken die wanhopig door een tartuchino op de piste werd gegooid.

Het antwoord van Tartuca kwam in augustus 1914, de laatste Palio vóór de oorlogsonderbreking waarbij, in 1915, een laatste poging tot verzoening plaatsvond, die duidelijk mislukte, aangezien de twee wijken in 1919 tegenover elkaar stonden met opnieuw Picino in een hoofdrol, net als in 1904. In juli reed Angelo Meloni voor Chiocciola op Scodata, een van de beste paarden. Hij verloor de Palio omdat Nappa hem van zijn paard duwde uit persoonlijke wrok. In augustus viel Scodata in handen van Tartuca die op het laatste moment gedwongen werden Bubbolo te vervangen. Deze was aan de vooravond van de koers neergestoken door een selvaiolo. Castelvecchio koos voor Picino, die geen paard gevonden had. In de eerste ronde werden er heel wat zweepslagen uitgedeeld tussen de twee contrade. Hierdoor geraakte Tartuca niet verder dan een tweede plaats.

Palio agosto 1924

Het was opnieuw Picino die een fundamentele mijlpaal in de geschiedenis tussen de twee rivalen markeerde. In 1924 brak de gouden eeuw van Chiocciola aan. Deze werden geleid door Leone Virville De Grolè, een markies die erin slaagde om zijn wijk drie keer te laten triomferen. In augustus 1924 won Picino dankzij de scosso Giacca. De fantino van Tartuca, Carlo Magnelli, ondernam niets om Chiocciola te hinderen. Hij was omgekocht door de rivaal!

In de daarop volgende jaren won Chiocciola de Palio van augustus nog twee keer. Bij Chiocciola reed Ottorino Luschi detto “Cispa“, die 19 keer de Palio reed en 6 maal won. De fantino maakte zijn debuut in 1914 bij Tartuca. De kleuren van Castelvecchio werden verdedigd door Ferruccio Funghi detto “Porcino“, een fantino met een zeer lange carrière, 31 koersen en 1 overwinning. Hij debuteerde in 1923 voor Chiocciola.

Het lot van deze twee fantini kruiste elkaar drie opeenvolgende keren in een periode van drie jaar :  1926-28.

In augustus 1926 onderstreepte Chiocciola zijn prestigieuze triplet in een Palio die een mijlpaal werd in de rivaliteit met de Tartuca. San Marco presenteerde zichzelf met een formidabele combinatie, Cispa op Margiacchina, een paard dat in juli had gereden voor Tartuca die in die Palio kon rekenen op Porcino op de pittige Fiorello, het paard dat het jaar daarvoor voor Chiocciola had gewonnen.

De Palio leek daarom erg onzeker en het verlangen naar wraak van Tartuca leek over alles te zegevieren. Maar de drappellone ging opnieuw naar San Marco.

Cispa, uitgeleend aan Oca viel in de Casato en Porcino nam de kop over. Hij werd nu gedwongen om het maximale uit Margiacchina te halen. Een korte uitwisseling van zweepslagen met rivaal Chiocciola volgde en deze laatste kon de leiding overnemen en zo een geweldige overwinning behalen. De overwinning zorgde echter voor een grote crisis in de wijk vanwege het ernorme bedrag van ruim 118.000 lire dat diende uitbetaald te worden.

De T.O.N.O. veranderde de positie van Tartuca

In de daaropvolgende jaren kwam Chiocciola in grote moeilijkheden, zeker omdat Tartuca erin slaagde om de T.O.N.O. op te richten, een samenwerking met Oca, Nicchio en Onda.

Chiocciola beleefde een zeer moeilijke periode met als dieptepunt de cappotto van Tartuca in 1933.

Tartuca haalde opnieuw succes met de jonge en slungelige Fernando Leoni detto “Ganascia“, die door deze overwinning legendarisch werd. In augustus 1930, bij zijn debuut, won hij met de bescheiden Carnera in de kleuren van Castelvecchio, twee jaar later won hij voor Onda door Chiocciola (met Fortunato Castello detto “Napoletano“) op autoritaire en spektaculaire manier weg te vegen. Uiteindelijk, in 1933, bracht hij de tartuchini in extase met de cappotto op Folco.

Met deze overwinningen van Tartuca kwam er opnieuw evenwicht met de rivaal die succesvol was in de jaren 20. Ze haalden het maximum uit de T.O.N.O. die in 1934 ophield te bestaan door een conflict tussen Nicchio en Oca.

Cappotto 1933

Tijdens de Palio van augustus 1938 kreeg de rivaliteit tussen Chiocciola en Tartuca er een nieuw, opwindend hoofdstuk bij. Tartuca was de grote favoriet met Ganascia op Ruello , Chiocciola koos voor Tripolino op de bescheiden Sansano. Verrassend genoeg won Chiocciola opnieuw na 12 jaar. Crisis bij Tartuca die hun idool Ganascia uitspuwden. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een definitieve breuk tussen Tartuca en de grote Ganascia.

De jaren na de Tweede Wereldoorlog

Elf jaar later, op 2 juli 1949 herhaalden de feiten uit 1938 zich. Opnieuw was Tartuca favoriet met Ciancone op Piero, en Chiocciola koos voor Eletto Alessandri detto “Bazza” op de kansloze Lirio. Toch was het die laatste die iedereen verraste en won.

Tartuca antwoordde enkele jaren later met twee overwinningen, ook met paarden die weinig kans toegedicht werden. Ciancone won met Bagnorea op 16 augustus 1951, na maar liefst 18 jaar wachten. Op 2 juli 1953 volgde een nieuwe overwinning met Ranco op Tarantella.

Palio luglio 1957

Tartuca, geleid door de gulle maar ook ongelukkige Remigio Rugani, speelde in 1957 de hoofdrol  in alweer een merkwaardig feit gelinkt aan de overwinning van Chiocciola in de Palio di Provenzano. De tratta was Chiocciola en Tartuca goedgezind. Tartuca had de kans om de zeer sterke Vittorino op de veelbelovende Belfiore te plaatsen. Maar Rugani koos liever Mezzetto, een andere, populairdere fantino. Vittorino daarentegen ging naar Chiocciola om Tanaquilla te berijden. Hij won op grootse wijze door een perfecte nageleefde afspraak met Lazzaro die rincorsa was en duidelijk gekozen had om de Contrada van San Marco te begunstigen en zo de kapitein van Tartuca te wreken voor zijn foute keuze.

De jaren 60 en 70 wisselden succes van de ene en de andere af

De jaren zestig kenden een duel tussen Canapino en Canapetta, die beide een soortgelijk lot te wachten stond gekenmerkt door meer mislukkingen dan successen.

De twee traden eigenlijk in de voetsporen van Cispa en Porcino, protagonisten uit de jaren 20. Zo debuteerde Leonardo Viti bij Chiocciola in 1960. Hij zou daarna nog 2x uitkomen voor hen alvorens te kiezen voor rivaal Tartuca. Antonio Trinetti was na zijn debuut op 2 juli 1959 voor Onda maar liefst 5x fantino bij Tartuca alvorens het idool van de chiocciolini te worden door zijn successen in 1966 en 1968.

Canapino daarentegen won op 2 juli 1967 in de kleuren van Tartuca. Dit door in de laatste ronde een fout van Canapetta, uitgeleend door Chiocciola an Lupa, af te straffen.

De overwinning van de Tartuca in juli 1972, met Aceto op Mirabella was de laatste voor Tartuca in lange tijd. De contrada van Castelvecchio kende bijzonder veel ongeluk bij de loting van de paarden waardoor ze heel lang moesten wachten op een nieuwe overwinning.

Chiocciola won na de overwinningen in 1975 en 1976 ook de Palio van augustus 1982. Zowel in 1975 als in 1982 was Panezio, een van de beste paarden uit de geschiedenis van de Palio, protagonist. Hij won 2x voor Chiocciola, terwijl zijn eigenaars contradaiolo waren bij de rivaal.

Palio luglio 1976

De jaren 80 en vooral 90 leiden naar een overname van de macht van Tartuca in het begin van de 21ste eeuw

Ook in de jaren tachtig volgden nieuwe incidenten tussen de twee contrade.

In augustus 1983 reed Ercolino op Ascaro voor Tartuca met als enige opdracht Bazzino op Balente af te stoppen. Tijdens de start werd Manzi vastberaden de schaduw van zijn rivaal. Bazzino protesteerde maar zonder succes. Ercolino ontsnapte naar Piazza del Mercato. Giraffa won de Palio maar het waren Tartuca en Chiocciola die de aandacht naar zich trokken met een vechtpartij op de piste.

Het warmste jaar was echter 1991, toen de twee rivalen na vier jaar wachten de confrontatie opnieuw aangingen op de Piazza. Tartuca, al negentien jaar wachtende op een nieuwe overwinning maakte er meer dan een doel van om met het topduo; Cianchino op Uberto, de Palio te winnen. Chiocciola was vastbesloten om er alles aan te doen om het succes van de rivaal te voorkomen. Op de laatste moment kozen ze er voor om Falchino vertrouwen te geven en Bastiano te laten staan.

Falchino – Cianchino luglio 1991

Er volgde een paradoxale situatie; Nicchio gaf de start. Chiocciola zocht Tartuca op. De avond viel en er werd beslist om de koers uit te stellen tot de dag erna. De volgende dag werd het duel CianchinoFalchino uitgevochten. De ervaren Sardijnse fantino wist zich van zijn rivaal te bevrijden en een daverende comeback te starten. Hij slaagde er na jaren wachten opnieuw vreugde te brengen in Castelvecchio.

In augustus werd Tartuca opnieuw gezegend door het geluk, met Cianchino en Benito, die al twee keer samen zegevierden. De droom op de cappotto van 1933 te herhalen kon werkelijkheid worden. Chiocciola rekende deze keer wel op Bastiano en werd beloond voor zijn vertrouwen. Bastiano reed Tartuca van zijn paard in de eerste Casato. Einde droom. Een nieuwe periode van grote spanning tussen de twee rivalen brak aan. Ook de jaren erna was de spanning voelbaar op de Piazza.

Kapitein Lombardini slaagde erin om in 1994 een nieuwe overwinning binnen te halen. Il Bufera maakte optimaal gebruik van de fouten van de concurrenten, onder wie Massimino bij Chiocciola.

In augustus 1997 herhaalde Tartuca wat Ercolino deed in 1983. Dit keer was Bucefalo de hoofdrolspeler. Hij ging de strijd aan met Trecciolino die bij Chiocciola op Lobi’s Andrea zat. Op grandiose wijze slaagde hij erin om Chiocciola van de overwinning te houden.

In 1999 werd het duel tussen Massimino en Il Bufera opnieuw herhaald. De twee stonden tegenover elkaar in augustus 1999, de Palio van de grote wraak van Chiocciola. Een enorme valpartij in de eerste San Martino maakte de weg vrij voor de langverwachte overwinning na 17 jaar. Massimino en Il Bufera zaten deze keer in de omgekeerde rol en waren de acteurs van de laatste rivaliteitsverandering tussen Chiocciola en Tartuca in de 20e eeuw.

Sindsdien wacht Chiocciola al 20 jaar op een nieuwe overwinning, terwijl rivaal Tartuca de ene overwinning van de andere binnenhaalt (2002, 2004, 2009, 2010 en 2018). Drie maal was Trecciolino de protagonist van dienst.

De rivaliteit is er een van vele wapenstilstanden, sensationele overwinningen maar evengoed nederlagen. Allemaal een essentieel onderdeel van de Palio.

Palio agosto 1999

Civetta-Leocorno

De rivaliteit tussen de Contrada Priora della Civetta en de Contrada del Leocorno is de meest recente van allemaal en onstond in 1960. De redenen hiervoor zijn te vinden in sommige meningsverschillen tussen jongeren van de twee contrade over de grenzen van de wijk.

De start van een rivaliteit en de aanloop er naartoe

De doorslaggevende gebeurtenis is gekoppeld aan de Palio Straordinario 4 september 1960, gewonnen door Civetta met Ciancone en Uberta de Mores. Het koppel was zo superieur dat de Palio al beslist was in de eerste San Martino. Ciancone kwam lachend over de meet, met in de achtergrond Tristezza op Capriola bij Leocorno.

De overduidelijke overwinning gaf de civettini de gelegenheid om te reageren op de pesterijen van de lecaioli na de Palio Straordinario van september 1954 waarin ze in liedjes de spot dreven met de civettini en hen reduceerden tot een ‘kerkuiltje’ (barbagianni).

Palio straordinario 1960

Tot dat moment werd de relatie tussen de buren als normaal beschouwd. Het enige argument rond bepaalde meningsverschillen kon gezocht worden in het feit dat Civetta, historisch gezien, dichter bij Oca stond, terwijl Leocorno eerder aansluiting vond bij Torre. Tijdens de Palio zelf waren er zelden problemen tussen de twee contrade.

In augustus 1902 vertrokken Civetta en Leocorno als eerste. Richting eerste San Martino werden zweepslagen uitgedeeld. Ook richting Casato liepen ze elkaar voor de voeten. De fantino van Leocorno, Massimo Tamberi detto “Massimino” kwam ten val. Dit voorval had echter geen gevolgen. Het gebruik van de zweep kwam toen veel meer voor dan vandaag en was eigenlijk bijna een regel. Fantino van dienst bij Civetta was de uitbundige Zaraballe, een van de beste zweepslagers in de geschiedenis van de Palio, samen met Picino en Testina.

Een volgend opvallend voorval gebeurde tijdens de bewogen Palio van 2 juli 1928. De favorieten waren Chiocciola met Cispa op Margiacchina, Oca met Picino op Lina, Leocorno met Randellone op Giacca en Civetta met Memmo op de pittige Fiorello. De Contrada del Castellare wilde een lange en vernederende periode zonder overwinning doorbreken.

Zaraballe

Leocorno en Civetta bevonden zich naast elkaar op de eerste en tweede plaats. Randellone die een akkoord had met latere winnaar Picino hinderde Civetta bij de start. Hij gaf Memmo de nodige zweepslagen en trok aan de teugels van Fiorello.

Fantino Edoardo Furi detto “Randellone ” werd gediskwalificeerd voor het leven voor dit ernstige wangedrag. De relaties tussen Civetta en Leocorno bleven vrijwel ongewijzigd.

Ganascia

Civetta nam wraak in augustus 1937. Ook deze keer waren beide contrade favoriet met de twee sterkste paarden uit die periode. Folco ging naar Civetta die eerst Picino probeerden om uiteindelijk voor Napoletano te kiezen. Ruello ging naar Leocorno die kozen voor Ganascia.

Tot tweemaal toe vertrok Ganascia het beste. Tweemaal werd de mossa geannuleerd. De derde, nadat men de startvolgorde had gewijzigd, vertrok Leocorno bij de laatsten. De fantastische comeback van Ganascia strandde op een tweede plaats achter Civetta.

De gouden periode van Civetta kort na WO II

Na de Tweede Wereldoorlog brak de strijd los om Primo Arzilli detto “Il Biondo” of “Trecciolo”. De eerste reden voor wrijvingen tussen Civetta en Leocorno kunnen misschien hier gevonden worden.

Il Biondo had in mei 1947 gewonnen voor de Civetta met Brillante. Ook in augustus van datzelfde jaar zat hij bij Civetta. Tijdens de seconda prova blesseerde het paard, Giulianella zich. Civetta kon de Palio niet rijden. Arzilli mocht naar Leocorno gaan die de snelle Vittoria hadden geloot. Leocorno vocht een duel uit met Torre, dat won door de leiding over te nemen in de tweede San Martino.

Veel lecaioli hielden echter niet van het gedrag van de fantino die volgens hen te dicht bij Civetta stond. Er was veel controverse en de geldelijke afspraak werd niet nagekomen.

Palio straordinario 1947

De gouden periode van Civetta met overwinningen in 1945-47-49 werd gevolgd door de wraak van Leocorno, onder leiding van kapiteine Carla Placidi Mazzarosa, met de successen in 1950 en september 1954. Zoals reeds vermeld was het in 1954 dat de lecaioli de spot dreven met Civetta, getuige van een zekere haat tussen de twee contrade. Men zou zelfs kunnen aannemen dat ze een rivaliteit opzochten.

In het begin leek deze vijandschap echter naar de achtergrond te verdwijnen. In augustus 1962 bijvoorbeeld gaven de lecaioli de voorkeur om hun pijlen te richten op hun fantino, Enzo Ceciarelli detto “Pennello”, die ze beschuldigden van zich ‘verkocht’ te hebben aan Drago. Het feit dat rivaal Civetta tweede werd omdat ze verslagen werden door de sterke Uberta de Mores werd niet gevierd.

De rivaliteit begon echter aan belang te winnen toen de twee tot drie maal toe dezelfde fantini engageerden : Parti e vai en Frasca.

Toppaarden in de jaren 70 maar enkel Civetta kan winnen

In de jaren 70 kenden beide contrade ook bijzonder veel geluk bij de tratta. Leocorno lootte Rucola en tot drie maal Panezio. Civetta Rucola, Panezio en zelfs 4 maal Quebel. Hoofdpersoon was Elio Tordini detto “Liscio”, eerst nauw verbonden met Civetta en later ook met Leocorno.

De jaren zeventig waren een bijzonder ongelukkige periode voor Leocorno, ze werden in 1973 nonna en reden ondanks de uitstekende paarden die ze geloot hadden de ene slechte koers na de andere. Civetta daarentegen won 2 palio’s. Ze grepen terug naar de stijl van kapitein Sabatino Mori, en wonnen dus 4 koersen in 30 jaar : 1945, 1947, 1976, 1979.

In augustus 1976 won Civetta met Aceto op Panezio vanuit de rincorsa. Leocorno stond negende aan de koord maar kon Civetta niet hinderen. Liscio slaagde erin om de eerste meters Aceto de nodige zweepslagen te geven maar eens deze bevrijd was van zijn rivaal begon hij aan een succesvolle inhaalrace.

Met de overwinning van 4 juli 1979 eindigde een gouden periode van Civetta en brak het moment van Leocorno aan.

De Palio van 1979 was een dramatische koers, met valpartijen, zweepslagen, inhaalmanoeuvers, fouten die leiden tot een sensationele eindsprint die gewonnen werd door Tremoto op Quebel. In augustus zou Quebel opnieuw naar Civetta gaan. Een fataal ongeval kostte het paard zijn leven en de hoop van de civettini op een cappotto. Meer symboliek kan een keerpunt in het geluk van de rivalen niet hebben.

Palio luglio 1979

De ommekeer vanaf de jaren 80

Leocorno won in augustus na 26 jaar wachten opnieuw de Palio. Aceto op Uana de Lechereo reden onverstoord naar de overwinning, ondanks het feit dat men verschillende objecten op de piste richting hem gooide… Van een kussen tot een stoel! De gouden cyslus was gestart met maar liefst 7 overwinningen in 27 jaar!

Aan het einde van de jaren tachtig hoopte Civetta opnieuw te kunnen winnen door Aceto opnieuw kansen te geven. In augustus 1988, een koers gedomineerd door Bucefalo op Figaro voor Aquila. Een gedetermineerde Tredici had één opdracht, en dat was Aceto stoppen. Dit deed hij met verve en de nodige zweepslagen.

Palio agosto 1980

In juli een jaar later was het aan Falchino om Aceto te hinderen bij de start. Dit lukte en het manoeuver bleek beslissend want Civetta betaalde een hoge prijs voor de slechte start. Het verloor de Palio in een sprint met de snelle Figaro tegen de scosso van Lupa, Vipera.

In augustus 1993 gaf Trecciolino rivaal Leocorno, met Bastiano op Oriolu één van de meest spektaculaire zweepslagen uit de recente geschiedenis. Leocorno was na de overwinning in juli op zoek naar de cappotto maar het was Civetta die op de bescheiden Usiglia de koers maakte. Uiteindelijk bleek Drago met Vittorio sterker, maar het gevaar van een mogelijke cappotto was afgewend.

In augustus 1995 bleef Civetta vertrouwen geven aan Trecciolino en daarbij afstand te nemen van Il Pesse. Deze laatste reageerde prompt door de Palio te winnen op Bella Speranza. Een tweede overwinning in 3 jaar.

Ook de jaren erna bleef alles rond de figuur Trecciolino draaien.

Na acht gereden palio’s voor Civetta, steeds in de defensie tegen Leocorno, koos Trecciolino in juli 2001 verrassend voor Leocorno. Trecciolino bracht de beginnende Ugo Sanchez naar de kop, viel in de eerste Casato maar de scosso profiteerde optimaal van de tegenslagen en fouten van anderen en versloeg Civetta in de eindspurt. De rampzalige start van Cianchino op Alanis brak hem zwaar op.

Palio luglio 2001

In 2009, maar liefst 30 jaar na de laatste overwinning won Civetta opnieuw. Vijf jaar later was het opnieuw prijs.

De rivaliteit mag dan eerder toevallig onstaan zijn, ze is nu veel serieuzer, oprechter en intenser dan ooit tevoren.


Oca-Torre

De meest voor de hand liggende reden is een puur economisch-commerciële kwestie. In Torre werd traditioneel uitstekende salami geproduceerd, een zeer bloeiende en winstgevende activiteit. Ook in Fontebranda had men dezelfde traditie. Het valt dus aan te nemen dat de haat en jaloezie hier ontstaan is.

Daarnaast is er ook het verschil dat Fontebranda bekend stond om zijn slachthuizen en slagers, terwijl de vismarkt in Salicotto plaatsvond. Beide contrade hebben dus eigenlijk altijd geprobeerd om elkaar te overtroeven op verschillende manieren in het gewone stadsleven. En dit had ook zijn invloed op de beleving van de Palio.

De aanleiding en ontstaan van een diep gewortelde rivaliteit

Een eerste verwijzing naar een conflict tussen de twee contrade dateert van 26 juli 1671. Ter ere van de aanstelling van aartsbisschop Clelio Piccolomini werd een grote processie georganiseerd die eindigde in de Duomo.

Het was toen gebruikelijk om te strijden voor kostbare stoffen die  als ceremonieel gordijn gebruikt werden. Voor de ingang van de Duomo brak een gewelddadige vechtpartij uit tussen Oca en Torre voor de stof van het baldakijn. Gezien het grote geweld waarmee dit gepaard ging kunnen we ervan uitgaan dat dit niet de eerste keer was dat beide contrade in conflict lagen met elkaar.

De spanning manifesteerde zich ook in de Palio; op 2 juli 1694 vochten de twee wijken tot de dood voor de overwinning. De zweepslagen die Giuseppe Galardi detto “Pulcino“, die reed voor Oca, uitdeelde aan Torre waren de aanleiding voor een grote rel na de koers.

In de achttiende eeuw verbeterden de contacten niet. In Torre werd de rivaliteit met Oca belangrijker en harder gevoeld dan deze met Onda met wie ze ook zware confrontaties hadden sinds het ontstaan in de zeventiende eeuw. De eerste conflicten dateren uit 1642.

Elke aanleiding was goed genoeg voor een conflict tussen Oca en Torre. Alles was een kwestie van eer en prestige. Het minste was goed genoeg om de confrontatie en het gevecht aan te gaan. Zo daagden ze elkaar uit om de mooiste comparsa te hebben, om de knapste wagen om deel te nemen aan de Corteo Storico of om een feest te organiseren voor één of andere vooraanstaande gast.

In 1701 organiseerde Oca de eerste ‘ricorsa’ in augustus. De start van een traditie die leidde tot de officiële erkenning van de Palio van augustus. Het feit dat net Oca hiermee startte was een grote tegenslag voor Torre. Het organiseren van een palio was een teken van prestige en macht. In 1747 ontstonden hierover ernstige meningsverschillen.

In juli verloor Torre met het beste paard en Bacchino de Palio, omdat ze gehinderd werden door Pantera die de overwinning eerder gunde aan Oca. De traditie schreef voor dat het aan Oca was om een Palio te organiseren in augustus. Torre, die de teleurstelling van juli wilde wegvegen, anticipeerde en organiseerde naast de koers ook een weelderig feest voor alle burgers van Siena.

Ook de jaren hiervoor was elke gelegenheid goed om de rivaliteit te laten gelden. Zo wierp de fantino van Oca, Ministro de ruiter van Torre, Cerrino met veel geweld van zijn paard in de Palio van 1744. Volgens de legende zou hij hem tot in het midden van het plein gegooid hebben. Niet tegenstaande deze gebeurtenissen bleef de rivaliteit altijd redelijk normaal, met lange periodes van ‘wapenstilstand’ waarin beide wel waakzaam waren.

Afwisselend success in de 19e eeuw met Gobbo Saragiolo in een hoofdrol

Maar in 1809 hervatte de vijandschap in al zijn geweld vanwege een Palio die op zijn zachtst gezegd bewogen was. In de Palio van juli was Oca de grote favoriet met het beste paard gemonteerd door Luigi Menghetti detto “Piaccina“, een veertiger die protagonist was tussen heel wat jongere kerels.

Tijdens de start hield de fantino van de Torre Piaccina krachtig in bedwang, waardoor hij niet kon vertrekken. Hierdoor kwam er een verordering die het verbood om anderen te hinderen voor ze de Palco dei Giudici gepasseerd waren. De teleurstelling voor de ocaioli was zo sterk, dat ze de volgende dag, om hun superioriteit te bewijzen, een “Palio di verificazione” organiseerden. Op 5 juli werd een koers gelopen tussen Oca en de legitieme winnaar van de Palio, Leocorno. Deze reden met Biggeri, een fantino die regelmatig voor Torre reed én 4x won. Oca won deze koers maar de Palio bleef bij Leocorno. Door deze actie werd de haat ten aanzien van Torre alleen maar duidelijker én groter want hoe je het draait of keert; de enige Palio die telde was verloren, door toedoen van Torre.

Hierna volgde een periode waarin beide contrade regelmatig wonnen. Torre won in de negentiende eeuw maar liefst 20 koersen, Oca 18 (plus 2 alla Romana).

Francesco Santini, detto “Gobbo Saragiolo“, was één van de beste fantini allertijden. Hij won maar liefst 15 Palio’s en was deel van de strijd tussen Oca en Torre. Ondanks zijn vervormde lichaamsbouw was hij “twee armen groot” en woog hij minder dan 80 kilo. Hij stond bekend omwille van zijn sluwheid en durf om zichzelf te verkopen. Daarenboven werd hij door iedereen gevreesd omwille van zijn krachtige zweepslagen. Oca en Torre bestreden elkaar zoals gezegd bij elke gelegenheid, wat hun slechte relatie enkel aanwakkerde. Gobbo Saragiolo profiteerde hiervan en ging van de ene naar de andere omdat deze slechts 1 doel hadden : winnen ten koste van alles.

Zo reed hij negen maal voor Oca (agosto 1828, agosto 1830, luglio 1831, agosto 1832, luglio 1833, luglio 1834, agosto 1844, ottobre 1849, agosto 1852) waarvan hij er drie won in 1831, 1832 en in 1849. Voor Torre stond hij elf maal aan de start (luglio 1829, agosto 1835, luglio 1839, agosto 1839, luglio 1842, agosto 1843, luglio 1844, agosto 1845, agosto 1847, luglio 1853, agosto 1860). Hij won maar liefst vijf Palio’s in de kleuren van Torre; in 1829, 1835, 1839, 1843 en in 1853.

Gobbo Saragiolo

Zoals we kunnen opmerken aan de data wisselde Gobbo Saragiolo constant tussen Oca en Torre. Hij was de sleutel tot succes voor beide contrade, maar ook voor het verdere verloop van de rivaliteit. In 1844 reed hij in juli voor Torre en in augustus voor Oca. Dit veroorzaakte een enorme spanning wat in augustus gepaard ging met een zeer gewelddadig gevecht.

1831 was een jaar waarin beide contrade wisten te winnen. In juli won Oca met Gobbo Saragiolo, in augustus Torre met Brutto.

In de Palio van juli droeg Francesco Bianchini detto “Campanino” de bordeaux jas van Torre. Hij was tevens een groot fantino uit die periode, groot rivaal van Gobbo Saragiolo. Zij vochten menig duel uit, de ene bij Torre de andere bij Oca.

In juli 1842 duwde Campanino, bij Oca die keer, Gobbo Saragiolo van zijn paard in de tweede ronde. Ook in augustus 1847 waren de twee protagonist. Ze hinderden elkaar aanhoudend en veroorzaakten een furieuze vechtpartij tussen de twee contrade waarbij ook enkele zegevierenden nicchiaioli betrokken waren. In juli 1853 stonden ze opnieuw tegenover elkaar. De rivaliteit tussen de twee contrade straalde af op de fantini. Deze keer slaagde Gobbo Saragiolo erin om zich van de hinderende Campanino te ontdoen en won hij zijn 5e en laatste Palio voor Torre.

Wellicht niet toevallig, maar met met de achteruitgang en het daarop volgende afscheid van Gobbo Saragiolo, namen ook de geschillen tussen Oca en Torre in intensiteit af. Op 28 juli 1858 was er zelfs een verzoeningsceremonie waarbij men mekaar eer betoonde door onder andere samen met de vlaggen te zwaaien.

De eenmaking van Italië en de pogingen tot verzoening

Het was wellicht de eenmaking van Italië die dit mooie moment beinvloedde. Het bracht niet alleen het Italiaanse volk dichterbij elkaar maar ook leden van Oca en Torre. Het was echter van korte duur en we zullen leren dat politiek eigenlijk ook invloed had op de rivaliteit tussen beide. We moeten wel benadrukken dat politiek altijd zijn rol gespeeld heeft in deze rivaliteit al moet ook gezegd zijn dat het riskant is om een contrada te associëren met een bepaald politiek idee, net omdat een contrada mensen met de meest uiteenlopende overtuigingen en ideologieën bij elkaar brengt.

Traditioneel gezien werd Oca geassocieerd met de monarchistische ideeën en Torre met socialisme. Deze tegenstelling, gecombineerd met een oneindige reeks persoonlijke wrok, leidde tot ernstige gebeurtenissen met veel geweld waarin de Palio slechts een kleine aanleiding was. Het contrast was wellicht het belangrijkste kenmerk in de laatste dertig jaar van de negentiende eeuw en zou herhaald worden in de twintigste eeuw, vooral in de fascistische periode.

1869 was een hard en zwart jaar in de rivaliteit. In mei werd er zwaar gevochten tussen beide wijken, één dode en enkele ernstig gewonden waren het gevolg van een politiek meningsverschil tussen hen. Politieke meningsverschillen waren dus nauw verbonden met het Palio-gebeuren tussen beide contrade. In dat kader werd in 1879 een nieuwe poging ondernomen om vrede te sluiten.

In mei 1879, tien jaar na de bovengenoemde bloedige feiten, stelden de Governatore dell’Oca, Ganfini en de Priore della Torre, graaf Gustavo Ravizza een historisch “vredesverdrag” op.

Tijdens de vergadering van 4 mei om 12.30 uur rapporteerde de Prior van Torre aan ‘het volk’ over het aanbod van vrede met Oca. De achtenvijftig deelnemers aan de vergadering keurden dit voorstel met een zeer brede consensus goed en er werd een brief gestuurd naar de Governatore om het oordeel mede te delen aan de ocaioli.

Ter gelegenheid van de Festa-Titolare van Torre stuurde Oca een sonnet als symbol van de recente verzoening :

“E Torre ed Oca e quanti siano drappelli…”

“Mostriamo che un popolo sol siamo e fratelli…”

Maar de vrede duurde niet lang, het was de overwinning van Oca in juli 1881 met Leggerino en die van Torre een jaar later met Moro die ervoor zorgden dat de gespannen relaties terugkeerden. De historische vrede werd snel vergeten. De Palio van augustus 1882 was ook belangrijk voor een ander aspect. Torre en Nicchio verbraken hun relaties na een dispuut over fantini. Bijgevolg zocht Nicchio toenadering bij Oca en vormden ze samen een “anti-Torre” beweging.

Er moet echter worden gezegd dat in de wrijving tussen Pispini en Salicotto een hele reeks van rancune en wraak was die zich manifesteerde buiten de Palio. De korte rivaliteit had de grootte van een strijd tussen rivaliserende bendes, gevormd door een paar mensen.

In augustus 1892 stonden Oca en Torre opnieuw tegenover elkaar. Fontebranda won de Palio met de grote Tabarre met de doorgedreven steun van Pirrino bij Nicchio.

Opnieuw werd de overwinning van Oca geassocieerd met een politieke reden en in de nasleep hiervan braken opnieuw schermutselingen uit, waar ook andere contrade aan deelnamen. Tabarre werd ter nauwernood gered van een lyncing.

Het bewogen jaar 1896

Palio 1896

Het lijkt duidelijk dat de rode draad van die jaren een zekere politieke haat was, zeer uitgesproken zelfs. Op 7 juni 1896 brak een echte strijd uit tussen Oca en Torre. Op dezelfde dag waren er maar liefst vier vechtpartijen, allemaal zeer gewelddadig. Er volgden veel arrestaties en de volgende dagen waren een opeenstapeling van reacties uit wraak.

Maar 1896 was ook het jaar van de vier Palio’s, van de cappotto van Torre en het verraad van Ansanello ten aanzien van Torre.

Op 2 juli won Torre met debutant Scansino, die zijn succes herhaalde op 25 augustus, de dag waarop de uitgestelde Palio dell’Assunta gereden werd.

Op 16 augustus werd een Palio Straordinario gelopen, ter vervanging van de uitgestelde. Torre nam onmiddellijk de leiding en had een aanzienlijke voorsprong. Plotseling remde Ansanello en liet het het paard van Fontebranda passeren, met Celso Cianchi detto “Montieri“. Gelukkig voor de torraioli kon Emilio Lazzeri detto “Fiammifero” op het laatste moment Oca passeren waardoor Bruco won.

Ansanello vluchtte naar het politiebureau waarna hij ’s avonds laat verder vluchtte naar een klooster, nog steeds in zijn tenue van Torre. Zoals eerder vertelt won Torre 9 dagen later en sloot zo een cyclus af met vier overwinningen in evenveel jaren.

De Palio van 3 juli 1898 en de gevolgen ervan voor de nieuwe eeuw

Maar het lot van de twee contrade veranderde radicaal op 3 juli 1898, in een fel besproken Palio, vol plotwendingen, verraad en afranselingen en die zijn invloed had op de komende dertig jaar. Angelo Meloni detto “Picino“, zoon van Filippo detto “Barbone”, die in juli 1881 voor Salicotto had gereden.

Picino had zijn debuut gemaakt bij Nicchio, als een minderjarige die zijn documenten vervalst had. Hij maakte meteen een uitstekende indruk, zozeer zelfs dat het bestuur van Torre die een opvolger zochten voor Scansino, onmiddellijk besloot om hem in te huren.

Ook bij Oca zien we een zoon van een ex-fantino, eveneens zeer jong : Ermanno Menichetti detto “Popo“, zoon van Girolamo detto “Girolametto” die 7 palio’s reed in het vorige decennium. Oca verlangde naar een overwinning. Ook Ettore Fontani debuteerde als mangino. Hij zou dé man van Oca worden in de 21ste eeuw.

Verrassend nam Torre de kop en de Palio leek snel gereden. In de aanloop naar de Casato kwam Picino ten val. Dit opende mogelijkheden voor Lupa, Selva, Civetta maar ook Oca, die erin slaagden zich te ontdoen van de andere deelnemers. De torraioli waren overtuigd van het verraad van Picino en gaven hem een pak slag. Een interventie van de carabinieri was nodig om verdere gevolgen te vermijden.

Picino rechtvaardigde zichzelf door te zeggen dat hij was gevallen vanwege zijn zijden broek die te glad was door de zweterige rug van het paard. Voor de volledigheid moet gezegd zijn dat de fantino van Torre in de broek van de Corteo Storico reed omdat het begonnen was met regenen. Om de koers toch te laten plaatsvinden werd beslist om vroeger te rijden. De tijdsdruk speelde hem dus parten.

Alsof de koers niet turbulent genoeg was werd er na de koers ook nog gevochten tussen twee torraioli en twee ocaioli, waarbij ook messen getrokken werden. Fantino Angelo Meloni werd vriendelijk verzocht om niet meer te verschijnen op de Palio om redenen van openbare orde. Hij bleef vier jaar weg tot hij kon terugkeren onder de beschermende vleugels van “Sor” Ettore Fontani.

In augustus was de situatie nog gespannener, Oca had hetzelfde paard als in juli en wilde de cappotto. Torre wilde dit niet laten gebeuren en in samenwerking met Bruco werd een plan gesmeed om Oca van de overwinning te houden. Torre koos voor Agostino Papi detto “Pioviscola”, Bruco vertrouwde zichzelf toe aan Sallustio Beligni detto “Sciò”. De twee konden Popo stoppen en gaven hem samen zweepslagen.

Uiteraard werd de relatie tussen Oca en Bruco ook gespannen. Een solide alliantie, die vandaag nog stand houdt tussen Bruco en Torre was geboren. Onmiddellijk na de Palio gingen de torraioli om de rivaal te plagen uit met de cappotto van enkele jaren daarvoor. Ter ere van fantino Pioviscola had iedereen een paraplu bij.

In de daaropvolgende dagen stonden Oca en Torre lijnrecht tegenover elkaar. Brieven en klachten gingen richting burgemeester. Langs de ene kant werden onregelmatigheden en favoritisme in de Palio van juli opgeworpen, langs de andere kant een aanhoudende vijandigheid jegens Fontebranda, uitsluitend ingegeven door politieke redenen.

Zo eindigde een eeuw vol successen voor beide districten, met veel episodes van geweld die getuigen van de onoverbrugbare  kloof tussen de twee volkeren.

Oca domineert onder het bewind van Ettore Fontani

Met de nieuwe eeuw was het onder impuls van “Sor” Ettore dat er een akkoord kwam waarbij ook Torre en de andere contrade voordelen in zagen. In feite had de rivaliteit tussen Oca en Torre ervoor gezorgd dat de eisen van de fantini omhoog schoten. Zij waren immers altijd te vinden om geld te verdienen aan de Palio. Fontani vond dat het nodig was om een overeenkomst te maken tussen de contrade om zo de prijzen van de fantini laag te houden.

In eerste instantie werd een overeenkomst tussen Oca en Torre gevonden. Getuige daarvan het uiten van wederzijds respect naar aanleiding van ‘Domenica in Albis’ in 1902. Er was echter niet veel nodig om ook deze overeenkomst op te blazen. Oca en Torre vochten een duel uit om de hand van Ermanno Menichetti detto “Popo“. Hij zou in augustus en september 1902 (en later ook bij drie andere gelegenheden) voor Torre rijden. Ettore Fontani bleef niet bij de pakken zitten en slaagde erin om Picino naar Fontebranda te leiden.

De dirigent van Oca slaagde erin om de haat ten aanzien van Torre aan te wakkeren bij zijn nieuw poulain. Deze was immers gebrand op wraak nadat hij in 1898 een pak slag kreeg met een steekwonden in het gezicht als gevolg. Rond Picino werden andere fantini gezet die als schildknaap gebruikt zouden worden. Hierdoor slaagde Oca erin om het ene succes na het andere te oogsten. Picino was dertig jaar lang de eerste keuze bij Oca. Hij zou vier keer winnen voor Fontebranda en bij vele andere gelegenheden slaagde hij erin om Torre te hinderen op een beslissende manier.

Ettore Tancredi, Licurgo Martini, Picino, Ettore Fontani

Torre bleef hoge ogen gooien in de eerste jaren van de nieuwe eeuw met overwinningen in 1905 en 1910, maar betaalde dan cash met een zeer lange crisis te wijten aan de strategiën van Oca, veelal ook een gevolg van veel geluk.

In 1913 kunnen we ook spreken van een interne crisis bij Oca. Picino werd uitgeleend aan Nicchio, een beslissing die op weinig bijval kon rekenen. Torre kon er echter geen gebruik van maken. Na de Groote Oorlog gebeurde er iets wat in kan gaan als één van de meest spottende hoofdstukken in de geschiedenis van de rivaliteit.

Het verraad van Testina en nieuwe spanningen tussen Oca en Torre

Voor de Palio van 16 augustus 1919 koos Torre voor de Sienese fantino Giulio Cerpi detto “Testina“, een heel bijzonder man, veel ervaring maar niet echt betrouwbaar en eerlijk. De volgende dag, op initiatief van de vereniging van handelaren, werd een Palio a Sorpresa georganiseerd. Dit gebeurde ook in 1909. Zowel paard als fantino worden verloot onder de 10 contrade. Paarden en fantini waren dezelfde als die van 24 uur daarvoor.

Palio a sorpresa 1919

Testina beloofde het bestuur van Torre dat mocht hij naar Oca gaan dat hij de Piazza zou verlaten via via Salicotto waar een koets op hem moest wachten om hem in veiligheid te brengen. Ironisch genoeg bracht het lot Testina naar Oca en in Salicotto werd al geanticipeerd op de sensationele georganiseerde grap. Her rijtuig stond klaar om da fantino die hun territorium zou betreden in de kleuren van de rivaal in veiligheid te brengen.

Het liep echter anders af. Testina zat op de snelle Scodata en nam de leiding in de San Martino. Hij had zelfs een aanzienlijke voorsprong. De torraioli die op hem stonden te wachten kwamen bedrogen uit. De ocaioli wisten met hun geluk geen blijf en schreven een beroemd sonnet :

” Ed in ventiquattro ore, il Cerpi tutto rosso, diventò tricolore…”

De triomf was enorm, de zesde al voor kapitein Emanuello d’Elci Pannocchieschi, die bijgestaan werd door het triumviraat gevormd door “Sor” Ettore Fontani, door Licurgo Martini detto “Cucchi” en door Ettore Tancredi detto “Bighino”. De wraak van Torre volgde in juli 1921 wanneer fantino Bruno Cianetti detto “Moscone”, Testina, die nog steeds bij Oca liep, trakteerde op zweepslagen om zo het verraad af te straffen.

In augustus 1921 volgde echter een nieuwe overwinning van Oca, die opnieuw voor Picino kozen. Het was een koers vol controverse, vooral gekenmerkt door spanningen met Aquila en vooral Selva. Ondertussen had Torre toenadering gevonden met Onda, net omwille van een ruzie tussen Onda en Oca.

In die jaren begon een nieuwe, bijzonder gespannen periode tussen Oca en Torre. Opnieuw was het de politiek met de opkomst van het fascisme die bijdroeg tot deze breuk.

Het waren geen makkelijke jaren voor Torre, vooral door de kleuren van de wijk en de politieke ideeën van vele contradaioli. Oca profiteerde hiervan en steunde en beschermde fantini zoals Picino en Bubbolo. De comparsa van Torre ging beperkt uit en de meest gekke contradaioli werden opgesloten om mogelijke ongelukken te voorkomen.

Ook in de Palio woog deze factor meer door dan zou moeten, met opvallendste wapenfeit in de Palio van augustus 1928. Torre spaarde kosten nog moeite om terug succes te boeken. Ze waren favoriet en konden rekenen op de steun van alleaat Bruco die een ander toppaard hadden.

Vlak voor de koers benaderde een politieagent de fantino van Bruco, Ferruccio Funghi detto “Porcino“. Hij vertelde hem dat het geld dat nodig was om de akkoorden te betalen in beslag genomen waren en spoorde hem bijgevolg aan om zelf te winnen. We weten niet in hoeverre dit voorval de koers heeft beïnvloed maar Torre verloor de koers wel op de meet na een bloedstollend duel met Bruco waardoor derde hond Nicchio kon winnen.

Met de T.O.N.O. ontplooit Oca opnieuw een taktisch meesterwerk

Ondertussen creëerde Oca samen met Nicchio, Onda en Tartuca een ander strategisch meesterwerk, namelijk de T.O.N.O., een pakt tussen vier contrade met de bedoeling om de Palio te beïnvloeden en onder elkaar te verdelen. Ze werden de meest beroemde en zegevierende alliantie in de geschiedenis van de Palio. Ze wonnen 12 op 16 gereden Palio’s tussen 1928 en 1934.

In 1928 won Oca in juli, Nicchio in augustus en Onda in september. In het begin van de jaren dertig werden Palio’s met wiskundige precisie onder elkaar verdeeld. De jaren 1930-1931 waren cruciaal voor de rivaliteit OcaTorre.

Picino

In de Palio van juli was Torre grote favorite met Smania op Burattino. Ook deze keer bereidde Torre zich minitieus voor met de nodige overeenkomsten. Ook Onda was betrokken in het conflict. De relaties waren veel beter en ze hadden zelfs samengewerkt voor het overwinningsfeest in 1928. In Onda zat Romolo Maggi detto “Sgonfio” op Lina en niets leek een overwinning van Torre in de weg te staan. Alles verliep perfect tot de Prova Generale. Plots wisselden Onda en Oca van fantino. Picino ging naar Malborghetto, terwijl Sgonfio de omgekeerde beweging maakte.

De T.O.N.O. begon dus officieel zijn pionnen te verplaatsen. De mossa werd duidelijk gedicteerd door Oca dat rekende op Picino die bij Onda zat met wie de relaties in de jaren 20 verslechterd waren. De torraioli waren furieus. Ze voelden zich opnieuw bedrogen en de alliantie werd verbroken. De rivaliteit tussen beide buren was opnieuw leven ingeblazen.

Onda won de Palio met Picino, die zijn dertiende en laatste overwinning behaalde. Picino bewees nogmaals zijn afkeer van Torre door hen opnieuw te vernederen.

Met deze gebeurtenissen in het achterhoofd werd de Palio van augustus verhitter dan ooit. Oca met Garibaldi op Elsa en Torre met Smania op Proserpina werden aanzien als favorieten. De koers werd gedomineerd door 3 protagonisten : Torre, Oca en Bruco. Torre draaide als eerste in de laatste San Martino, Smania viel en sleepte Oca en Bruco mee in zijn val. Tartuca en Lupa profiteerden. Debutant Ganascia won verrassend de Palio in de kleuren van Castelvecchio.

De val van Torre was voor velen onbegrijpelijk. Volgens sommige was vaandelzwaaier Riccino van Oca achter de matrassen gaan staan om van daaruit Torre van zijn paard te slaan. Anderen zeiden dan weer dat er een stok op de piste gegooid was.

Ook deze keer gingen de gebeurtenissen gepaard met een bewogen dopo-palio. De fantino van Oca kreeg slag van de torraioli. Daarenboven schreef de prior en kapitein van Torre een brief naar de autoriteiten waarin ze zinspeelden op een “samenzwering” van de andere contrade om hen te beletten van te winnen.

Het volgende jaar werd de Palio dell’Assunta opnieuw ontsiert door gevechten. Toen Oca met hun paard voorbij Salicotto passeerden op de tratta kwam het tot een handgemeen met de torraioli. Velen van hen waren gewapend met een mes en langs beide kanten vielen er gewonden. Als klap op de vuurpijl won Oca met Bubbolo op Tordina.

Het lijkt duidelijk dat de T.O.N.O. Torre in extreme moeilijkheden gebracht had. Ook met de hulp van Bruco en Chiocciola slaagden ze er niet in om het pakt te doorbreken. In augustus 1932 werden maar liefst 3 enveloppen geopend. Bij de eerste twee geannuleerde starten was Torre steeds het beste weg. De derde enveloppe zorgde ervoor dat Torre de rincorsa was. Tussen de touwen stond een echte muur met Nicchio op de zesde plaats, Oca op de zevende, Tartuca als achtste en tot slot Onda als negende. In de Palio liepen ze een hele koers achter Tartuca, Onda en Nicchio die makkelijk won met Tripolino op Ruello.

Ondertussen zocht Torre naar “politieke” tegenmaatregelen. De società (wijkhuis) werd vernoemd naar Italo Balbo die ook ere-prior werd. De torraioli zongen :

“Se non vi piace il rosso, cambiateci il colore…” (“Als je niet van rood houdt, verander de kleur …”)

Symbool van de zeer moeilijke periode voor Torre werd de huisbewaarder Polvere aan wie de rivalen het lied “Povero Polvere un vinci più” toezongen.

Nadat Tartuca in 1933 de cappotto wonnen had de T.O.N.O. nog  1 doel : Civetta, dat sinds 1893 niet meer gewonnen had, moest winnen zodat de cuffia naar Torre zou gaan.

Dit gebeurde dan ook in juli 1934, met Corrado Meloni detto “Meloncino“, zoon van Picino, die naar Castellare werd gestuurd om de zeer sterke Ruello te berijden en de Palio te winnen na eenenveertig jaar wachten. De Palio van 16 augustus 1934 maakte op een traumatische manier een einde aan de T.O.N.O., waarmee de grootste crisisperiode voor Oca begon sinds de 19e eeuw.

Deze Palio zorgde voor een breuk tussen Oca en Nicchio, die een bittere rivaliteit begonnen die minstens dertig jaar hard gevoeld werd. Oca won met Meloncino en Wally gebruikmakend van de steun van Pietrino bij Nicchio op Lampino. De nicchiaioli waren overtuigd dat hun paard veel sterker was. De dirigenten van de wijk vonden echter dat gemaakte afspraken moesten nagekomen worden. De alliantie werd verbroken en er startte een vijandschap met Oca.

Nieuwe successen voor Torre

Voor Torre was het de geschikte moment om na vele teleurstellingen opnieuw aan te knopen met een overwinning. Ook de Palio van juli 1937 was een teleurstelling. Alles leek erop dat ze zouden winnen. Maar uiteindelijk was het Lupa die de afspraak niet nakwam en won, vooral omdat ze een veel sterker paard hadden. Uiteindelijk volgde het succes er toch, in augustus 1939.

Ook deze Palio zorgde uiteraard voor de nodige discussie. Naar alle waarschijnlijkheid dienden alle fouten uit vorige jaren met rente terugbetaald te worden aan Torre. De overwinning van Torre werd eigenlijk rond de tafel beslist door de autoriteiten. Er werd een bijeenkomst georganiseerd in Albergo Aquila Nera waarin alle fantini werden aangespoord om Torre niets in de weg te leggen.

De enige die zich verzette was Bubbolino die bij Civetta reed. Deze werd handig opzijgezet door hem na de Provaccia te diskwalificeren met wellicht de belachelijkste reden ooit : godsbelastering tussen de touwen (wat dat ook moge betekenen).

Torre slaagde erin om makkelijk te winnen met Ganascia op Giacchino, terwijl favoriet Selva, met Tripolino op Folco, gewelddadig werd afgeslagen met de zweep door Aquila en Civetta.

Diezelfde avond kwam ook Meloncino van Oca zijn geld ophalen in de kerk van San Giacomo, het resultaat van verraad dat ook zijn plaats zou verdienen in de geschiedenisboeken. De Tweede Wereldoorlog doofde snel de vreugde van de torraioli. Maar hij deed ook de controverse rond de Palio van augustus 1939 snel vergeten.

Na de oorlog bleef Oca het moeilijk hebben, met twee sensationele nederlagen van Amaranto in 1946 en de overwinning van Torre in augustus 1947 als bewijs. Voor de enige keer in de twintigste eeuw won Torre twee maal zonder overwinning van Oca er tussen in. Ganascia werd het onbetwiste idool in Sallicotto. Na de controversiële scheiding met Oca in 1935 was zijn eerste doel om Fontebranda te bestrijden alvorens te denken aan eigen winst.

Een jaar later, in juli 1948 won Oca opnieuw. De grijze Salome won scosso en deed Oca herleven. Op 1961 na (toen Torre de 5e en laatste keer won in de 20e eeuw) herstelde Oca zijn heerschappij in de 20ste eeuw.

Oca herleeft in de jaren 50

Het was Ettore Fontani die erin slaagde om de contrada weer op de kaart te zetten. In augustus 1952 met de overwinning van Rompighiaccio op Niduzza en de daaropvolgende jaren met komst van de grote Ciancone. Rivaal Torre reageerde door in zee te gaan met Giorgio Terni detto “Vittorino“, winnaar voor zowel Nicchio als Torre en steeds klaar voor de strijd met Oca.

De jaren vijftig eindigden met een zeer spectaculaire Palio, vol verrassingen en gekenmerkt door een diplomatieke strijd tussen de twee leiders van de wijken die bepalend zou zijn voor het resultaat van de koers. De tratta plaatste de twee rivalen op de voorgrond, Oca met Ciancone op Tanaquilla, Torre met Vittorino op de verbazingwekkende Uberta de Mores, een van de sterkste paarden aller tijden. Ook Bruco met Mezzetto op Salome de Mores werd onder de favorieten gerekend.

Ciancone

Bij de derde prova voltooide Vittorino zijn drie ronden niet. Hij stopte plots en vooral onvoorzichtig en crashte op Ciancone. Al snel volgde een gespannen en politieke strijd. Oca eiste de onmiddellijke diskwalificatie van Vittorino. Torre werd gedwongen om zich te richten op Biba, die in juli 1958 pijnlijk verloor op Uberta.

De koers zat vol emotie. Ondanks het feit dat Oca de start moest geven kon Torre toch goed vertrekken, samen met Bruco, Giraffa en Leocorno.

In de eerste ronde werden zweepslagen uitgewisseld, enerzijds tussen Bruco en Giraffa maar vooral tussen Oca en Torre. Leocorno lag op de loer en wachtte zijn moment af. Mezzetto slaagde erin om de kop te nemen, maar een onwaarschijnlijke val, veroorzaakt door een scosso en een politieagent die plots de piste opliepen, opende de weg voor Leocorno. Ciancone en Biba bleven hun duel met de zweep uitvechten.

De koers van Pennello en Sarna eindigde in de derde San Martino. Ciancone had zich bevrijd van Biba die in de Casato viel in een wanhopige poging om alsnog te winnen. De overwinning van Oca was echt een triomf, gebouwd op vaardigheid; sluwheid een een snuifje geluk dat nodig is om grootse dingen te doen.

De laatste triomf van Torre in de 20ste eeuw

Twee jaar later stonden ze weer tegenover elkaar. Op 16 augustus 1961 reed Ciancone voor Oca op Capriola, een ietwat bizar paard. Zijn opdracht was niet om te winnen maar een overwinning beletten van rivaal Torre met Vittorino en de snelle Salomè de Mores. Dat leek eenvoudig want Vittorino was de rincorsa en Ciancone moest hem gewoon pareren bij het binnenkomen, hinderen en enkele zweepslagen geven. Wat toen is gebeurd staat bekend als “la rigirata” of “de omdraaiing”.

Vittorino kwam binnen precies op het ogenblik dat Ciancone omgedraaid stond met zijn paard. Hij was volledig verrast en Vittorino won voor Torre na een overigens zeer moeilijke koers. Ciancone was zich niet bewust van enig gevaar, stapte af van zijn paard en zei “wat een pech dat Capriola zich heeft omgedraaid op het verkeerde moment”, en ging naar Oca om zich om te kleden.

Palio agosto 1961

Op dat ogenblik deed reeds het gerucht de ronde dat Ciancone was omgekocht door Torre. Hij werd bedreigd en het bestuur moest hem verbergen, dwz opsluiten in een kelder van het Oca-hoofdkwartier. Drie mannen geraakten toch binnen langs een achterdeur en Ciancone werd minutenlang op de meest gruwelijke wijze in mekaar geslagen. Verraad!! Aan de grens van de Ocawijk probeerde een woedende menigte de ziekenhuiswagen om te keren die Ciancone vervoerde. Hij moest, een afgetrainde atleet, meer als een maand recupereren in een hospitaal.

De legendarische en fanatieke pastoor Bani van de wijk, die onder zijn toog steeds een Oca-hemd droeg, liet alle foto’s van Ciancone verwijderen hoewel hij de architect was geweest van de laatste Ocazege in 1959. Ondertussen amuseerde Torre zich door dagelijks het bedrag te verhogen waarmee Ciancone zogezegd zou omgekocht zijn : van 1.000.000 tot 6.000.000 lire.

Ciancone werd uit de Palio verbannen door Oca. Het bestuur maakte de 16 andere contrade duidelijk dat wie Ciancone zou engageren, meer zou doen als met vuur spelen. Zelfs de grote rivaal Torre durfde Ciancone niet engageren om Oca te jennen hoewel de verleiding groot was.

Ciancone van zijn kant respecteerde een belangrijke en voor buitenstaanders onbegrijpelijk “ongeschreven regel van de Palio” : hij deed geen aanklacht, zelfs niet tegen onbekenden, hoewel hij perfect wist wie hem had in mekaar geramd.

Oca betaalde echter een prijs voor de verzaking aan Ciancone. Zelfs “Sor” Ettore kon een zeer negatieve periode niet omdraaien. Torre wist echter geen continuïteit te geven aan de triomf van 1961.

De ongelooflijke Palio van augustus 1964

Typerend voor deze nieuwe stand van zaken was de ongelooflijke Palio dell’Assunta van 1964. Oca besloot om Selvaggia toe te vertrouwen aan de jonge Peppinello, die de Palio in juli al had gewonnen in de kleuren van Drago. Torre had Rondone toevertrouwd aan de grijze Daria. Een sensationeel manoeuvre werd uit de doeken gedaan om Oca te doen verliezen.

Na de eerste prova slaagde Peppinello erin om de bewaking van de ocaioli te ontvlucten. Met behulp van enkele torraioli werd hij in veiligheid gebracht. Dit was niet nieuw want Torre kopieerde zichzelf. In augustus 1889 hadden ze Lorenzo Franci detto “Pirrino” ontvoerd uit Pantera.

De tegenslag voor Oca was enorm. Ze kozen voor Bruno Deriu detto Bozzolo. Een nieuw, plotse en onverwachte wending veranderde de uitkomst van de Palio.

Bij de Provaccia raakte de fantino van Chiocciola Vincenzo Graziano detto “Solitario” ernstig gewond, waardoor zijn contrada op zoek moest naar een andere fantino. De enige oplossing was om Peppinello bij Torre te vragen. Ze stemden toe.

Normaal gesproken vindt die ochtend om 11 uur de “segnatura” plaats, het officieel registreren van de fantini die ’s avonds zullen rijden. Het nieuws was  uitgelekt en in de stad werd er ondertussen gevochten tussen Ocaioli en Chiocciolini, en waren de beroering en de dreigementen zo groot dat de “segnatura” pas kon plaatsvinden om 15 uur.

De burgemeester gaf  Peppinello uitzonderlijk de toelating om niet mee te gaan, prinselijk gekleed zoals het hoort, in de corteo storico voor de koers, en dit uit schrik voor rellen. Dit is nooit gebeurd eerder of later. Een angstige Peppinello bevond  zich  in het stadhuis, beschermd door 6 carabinieri.

Palio agosto 1964

Oca was rincorsa, lanceerde ongewild Torre, en Chiocciola reed aan de linkerkant van de piste. Ter hoogte van Fonte Gaia bevindt zich de palco van de Ocaioli. Daarin zat Umberto Piazzesi, barbaresco van Oca, gekleed in renaissancekledij. Hij zat niet waar hij moest zitten, in de Palco delle comparse  aan de overzijde, de tribune bestemd voor iedereen die meegaat in de corteo storico. Als Chiocciola naderde, werd  Piazzesi opgetild door twee  vrienden en trapte, half over de pist zwevend, de arme Peppinello. Die viel nog niet, maar wel in de eerste San Martino in vijfde positie. Danubio ging alleen door. En wat moet gebeuren, gebeurt ook : Danubio naderde en passeerde Torre aan de leiding in de allerlaatste Casatobocht. Torre trachtte zonder succes nog te bewijzen dat Danubio slechts twee ronden zou gereden hebben.

Oca ontdekt Aceto

De klap bij Torre was groot. Oca daarentegen werd geïnspireerd om zichzelf te reorganiseren, met opnieuw een hoofdrol voor Ettore Fontani. Deze had een jonge Sardijnse fantino ontdekt. Andrea Degortes zou niet alleen de geschiedenis van Oca beïnvloeden maar zou ook een enorme rol spelen in de rivaliteit. Fontani stelde Aceto voor aan de dirigenten van de wijk, het laatste meesterwerk van de beroemdste en meest invloedrijke kapitein in de geschiedenis van de Palio.

De meest solide combinatie van de twintigste eeuw startte een samenwerking in augustus 1967 en duurde tot 1988. Aceto reed 19 keer Oca waarvoor hij 5x won. Daarenboven had hij steeds oog voor Torre, al reed hij bij andere contrade.

Torre, op zoek naar een geloofwaardige rivaal voor Aceto, wisselde Bazza, Canapetta en Spillo af, maar de resultaten waren altijd zeer teleurstellend. Aceto danste naar de pijpen van Oca en werd ook ingezet om Torre te doen verliezen rijdend voor andere contrade.

Aceto
Palio luglio 1970

De confrontaties tussen Aceto en Canapetta waren opwindend en spannend, denken we maar aan de spectaculaire zweepslagen in juli 1970.

Maar liefst veertien keer was Aceto voor Torre. Het was steeds een strijd, ook psychologisch. Vooral tijdens de start van augustus 1973 toen de fantino van Oca twee maal de start liet annuleren door zijn zweep op te steken. Jammer voor Torre die telkens goed weg waren met Canapetta op Marco Polo.

In de jaren van de overheersing van Aceto probeerde de kapitein van Torre, wijlen Artemio Franchi, een monsterbod uit te brengen om Aceto naar Salicotto te lokken. Het lukte niet en alles bleef zoals voorheen.

In het midden van de jaren zeventig koos Torre voor de jonge Spillo om Aceto te stoppen. Ook dit was geen success. Artemio Franchi probeerde daarna ook Ercolino en Bastiano, eveneens met weinig geluk.

De tragische dood van de kapitein van Torre hebben wellicht de wedergeboorte van de Contrada di Salicotto gestopt. Het werd de donkerste periode in zijn geschiedenis. De crisis van Torre werd nog dramatischer als gevolg van de dubbele overwiining van Oca in juli 1984 en in 1985; steeds met Aceto in een hoofdrol. Na enkele misverstanden in de jaren ervoor was hij opnieuw naar zijn Oca getrokken.

In 1984 won Aceto door de fouten van de bescheiden fantino van Torre, Renato Porcu detto “Rino“, die na een paar meter niet wist hoe hij de gelegenheid kon benutten om Oca te hinderen. Het jaar na deze triomf won Aceto op de grote Brandano en kwa zo op gelijke hoofte van van Angelo Meloni detto Picino met wie hij het record van 13 overwinningen in de twintigste eeuw zou delen.

Artemio Franchi

Maar ondanks deze nieuwe triomfen werd de relatie tussen Oca en Aceto niet beter. De daaropvolgende Palio’s waren een opstap naar de sensationele gebeurtenis van augustus 1990. De zweepslagen in september 1986 tussen Aceto en de oude Canapino, die zijn laatste Palio reed, waren genoeg om de poppen weer aan het dansen te krijgen.

Maar het keerpunt was nabij, in juli 1988 reed Aceto zijn negentiende en laatste Palio voor Oca, in augustus hadden de twee rivalen hun pijlen gericht op een nieuw doel, de rijzende ster Beppino Pes. De jonge leerling van Aceto ging naar Torre maar zijn koers was slecht en vergezeld van duizend controverses. Il Pesse zou in de toekomst het zwarte beest van Torre worden, al reed hij nooit voor Oca.

Oca betaalde de prijs van het afscheid van Aceto cash. Na de twee sensationele nederlagen in 1986, keerde het geluk wat tot uiting kwam bij de tratta en estrazioni.

De jaren 90 : van verraad naar nieuwe successen van Oca

1990 was het jaar van het ongelooflijke keerpunt, Aceto ging naar Torre, de contrada waar hij al een kwarteeuw tegen reed en wie hij de ene teleurstelling na de andere had gegeven. Na het breken met Oca bereikte hij een overeenkomst met Tartuca, maar in juli was er al een eerste contact met Torre. In de Palio van juli bleef Aceto bij Tartuca op de bescheiden Bambina. Torre koos voor Tredici op Chartreuse. Favoriet was Oca met Cianchino op Pytheos.

De jonge fantino van Torre, die tweede was achter Giraffa gaf echter de voorkeur aan het stoppen van de dreigende comeback van Oca en koos ervoor om te vallen om zo Cianchino definitief te stoppen. In augustus opnieuw pech voor Tartuca. Dit was echter slechts een voetnood ten aanzien van de meest sensationele staatsgrepen in de twintigste eeuw.

De kapiteins van Torre en Tartuca, Gambelli en Cortecci, bereikten een akkoord op de ochtend van 14 augustus. Bij de tweede prova zat Aceto op Uberto, in het bordeaux van Torre. En dit tot verbazing van de slaperige contradaioli op de Piazza.

Dit historische feit ging als een lopend vuur door de stad. Velen spraken van een ongezien verraad gezien Aceto heel zijn carriere te danken had aan Oca. De eerste Palio van Aceto bij Torre eindigde met een rampzalige valpartij in de eerste San Martino.

Trecciolino – Aceto

Het lot besliste, ook omwille van estrazioni en diskwalificaties dat de twee contrade niet met elkaar geconfronteerd werden op de Piazza voor maar liefst zes jaar. Aceto daarentegen won in 1992 zijn 14e en laatste Palio voor Aquila, een absoluut record.

In juli 1996 kon Oca van Kapitein Bruni na elf jaar wachten (ongezien) opnieuw winnen met Luigi Bruschelli detto “Trecciolino“. Torre koos voor de derde keer voor Aceto die in 1992 een prachtige koers had gereden voor Torre maar te kort kwam tegen de veel sterkere Pytheos. Montone was de grote favoriet, met Il Pesse op Bella Speranza, Oca en Torre konden voor de verrassing zorgen, met Quarnero en Musetto.

Trecciolino deelde onderweg naar zijn eerste overwinning spectaculaire zweepslagen uit aan Aceto. Het was een beeld dat de overgang van de oude meester naar het nieuwe idool inluidde. Tevens stond het symbool voor de rivaliteit die in deze eeuw voor een ongeziene overheersing van Oca in overwinningen.

De kracht van Trecciolino en vooral Quarnero maakte ook een einde aan de ambitie van Montone. Oca was opnieuw succesvol en legde de basis van een geweldige reeks overwinningen op het einde van de eeuw. In augustus 1996 won Bruco na 41 jaar waardoor Torre opnieuw nonna werd. De ocaiolo waren ook in 1998 en 1999 aan het feest, telkens met Trecciolino die dé fantino van Oca geworden was en daarmee in de voetsporen van Picino en Aceto trad.

Het nieuwe millennium : opnieuw een protagonist bij Oca maar ook overwinningen voor Torre

In de zomer van 2005 gebeurde het dan toch. Net zoals Aceto ging ook Trecciolino naar Torre. Na 44 lange jaren wachten knoopt Torre opnieuw aan met een prachtige overwinning ditto feest. Een jaar later wint Oca opnieuw, met het nieuwe idool Tittia. Ook in 2011 en 2013 is het Tittia die wint voor Oca en zo in de voetsporen van Aceto, Picino en Trecciolino treedt.

In 2015 is het Brio die Torre opnieuw doet juichen. Er lijkt dus een balans te zijn in de overwinningen van de twee rivalen die ver terug gaan in de tijd en garant staan voor sfeer op de Piazza.

Palio agosto 2005

Nicchio-Valdimontone

Nicchio en Valdimontone zijn al meer dan vijftig jaar rivalen, een levendige en oprechte vijandschap die in de loop van de tijd een opmerkelijke evolutie heeft ondergaan.

In de afgelopen eeuwen waren de relaties tussen de twee naburige contrade enigszins fluctuerend. Een eerste zwaar meningsverschil dateert uit het einde van de zeventiende eeuw, toen Montone een koers won met een fantino “uitgeleend” door Nicchio.

Montone had in geval van een overwinning beloofd om de ‘prijs’ aan de Compagnia di Santo Stefano in Nicchio te geven. Tot grote teleurstelling van de nicchiaoli gebeurde dit niet.

Het klimaat tussen de twee wijken werd altijd gekenmerkt door een soort wederzijds wantrouwen dat voorkomt uit talloze misverstanden, provocaties en wederzijdse wrok door de jaren heen.

De alliantie van 1685 en de eerste botsingen

Desondanks werd in september 1685 een alliantie gevormd die, althans formeel, honderden jaren zou blijven bestaan. We kunnen echter vaststellen dat het niet altijd van een leien dakje liep tussen de twee contrade. Verschillende misverstanden en wrok, min of meer persoonlijk, hebben altijd een storende factor gespeeld in de relatie tussen Nicchio en Montone.

In 1786 sloten de twee volkeren vrede ter gelegenheid van de inhuldiging van Palazzo Bianchi, nabij de Ponte di Romana. De Cavalier Bianchi was een majoor uit Montone en voor de gelegenheid bouwde hij een houten ram waaruit wijn spoot. Ook de nicchiaoli waren uitgenodigd en konden wijn tanken uit de ram. Samen werd er ook met de vlaggen gezwaaid.

Geen vijf jaar later, ter gelegenheid van de Palio van juli waren dezelfde deelnemers protagonist in nieuw botsingen tussen beide contrade.

De Contrada dei Pispini won met fantino Ciocio ondanks het obstakel van Annibale van Montone die na net als 8 andere contrade de piste had verlaten in de eerste San Martino. Hij keerde echter, tevergeefs terug de piste op in een poging om Nicchio te stoppen.

Om de menigte te kalmeren deelden de Deputati della Festa mee dat Montone Nicchio zou betaald hebben om hen te helpen door de rest tegen te houden.

Botsingen in de 19e eeuw

Tweeëndertig jaar later was het Montone die ervoor zorgde dat Nicchio een Palio verloor als favoriet. Bij de Palio dell’Assunta van 1832 greep Vincenzo Cardelli detto “Barege” Francesco Bianchini detto “Campanino” van Nicchio vast en sleepte hem mee in een verwoestende val in de eerste bocht van San Martino.

Slechts een paar jaar later, in de periode van twee jaar (1839-40), reden Nicchio en Montone met elkaars fantini in hetzelfde jaar; Luigi Partini detto “Partino maggiore” en Bernardo Brandani detto “Giacco”. Dit was een duidelijk teken dat de relaties tussen de twee contrade echt onderhevig was aan voortdurende veranderingen.

Palio luglio 1844

In 1844 won Nicchio in juli met de veertienjarige Pietro Tarquini detto “Bicchierino“, Montone in augustus met de expert Giuseppe Buoni detto “Bonino figlio“. Ondanks herhaalde successen en een periode van rust, kwamen de twee contrade elkaar in juli 1858 weer tegen. Montone koos een geweldige fantino, Pietro Paolo Rocchi uit Chiusi, detto “Paolaccino“, die al op zijn dertiende een palio reed en zes keer won.

Bij Nicchio reed een jonge nakomeling van de Bianchini-dynastie, Leopoldo detto “Piccolo Campanino“. Paolaccino slaagde erin goed te starten samen met Oca en Giraffa, maar werd onmiddellijk tegengehouden door de zweepslagen van de fantino van de Contrada di Provenzano, Angelo Fabbri detto “Spagnoletto“.

Maar om de actie van Montone definitief te stoppen, was het Piccolo Campanino die erin slaagde om Paolaccino in te halen en hem te bestormen met zweepslagen. Hiermee hinderde hij ook Pantera waardoor Oca verrassend genoeg de Palio won met Massimo D’Azeglio.

In de daaropvolgende jaren verstevigde Nicchio de band met Mario Bernini detto “Bachicche“, een Sienese fantino die zich meer liet herinneren door zijn onvolkomenheden dan voor de dertien overwinningen die hij behaalde in zijn carriere. Bachicche reed dertien keer voor Nicchio, waarvan hij er drie won. Hij droeg ook vier keer de kleuren van Montone, waarvan sommige onmiddellijk nadat hij voor Nicchio reed. Al van bij de eerste overwinning van Bachicche voor Nicchio, in juli 1867, noteren we incidenten op de Ponte di Romana, de traditionele ontmoetingsplaats van de twee rivalen.

Na een bijzonder ingewikkelde start vertrokken Nicchio, Pantera, Tartuca, Istrice en Montone als eersten. Nicchio en Montone namen afstand van de kopgroep terwijl ze elkaar met de zweep sloegen.  Gedurende de ganse koers was Bachicche in staat om de aanvallen van Domenico Baiocchi af te weren, die op kleine afstand tweede werd. Nicchio beloonde Bachicche en gaf hem een ​​huis in Pispini.

Nadat Bachicche over zijn top was koos Montone plots voor een andere topfantino, Antonio Salmoria detto “Leggerino“, die elf keer voor de Contrada dei Servi reed en er twee won. Leggerino beëindigde zijn lange carrière, die tweeëntwintig jaar duurde, in 1895 door in juli voor Nicchio te rijden en in augustus voor Montone. Een merkwaardig feit gebeurde net na de eerste overwinning van Leggerino voor Montone in augustus 1875.

Bachicche

Op 17 augustus 1875 werd de Palio alla Romana georganiseerd door de Societa delle Feste. Het betrof een koers bestaande uit batterie waarvan de beste de finale reden en de andere een troosting. Nicchio won met Angelo Romualdi detto “Girocche“, een echte specialist in dat type van Palio. De overwinning van beide contrade op 2 dagen bracht uiteraard wat spanningen met zich mee die tot uiting kwamen op de Ponte di Romana.

Nieuwe eeuw, nieuwe overwinningen.

De nieuwe eeuw bracht nieuwe overwinningen. Beide wijken moesten immers meer dan 20 jaar wachten op nieuw succes. Nicchio begon de twintigste eeuw het best, met een overwinning in september 1900 met Bellino en in juli 1901 met Scansino. Een jaar later, in september 1902 won Montone met Angelo Meloni detto “Picino“, een fantino die debuteerde bij Nicchio in 1897 maar die nadien nog 3x won voor Montone.

In 1905 hernieuwden Nicchio en Montone hun alliantiepact en begon een ontspannen en vreedzame periode.

In juli 1910 streden de twee contrade voor de drappellone van Aldo Piantini. Montone won met Picino die gedurende twee ronden, de aanvallen van Domenico Leoni detto “Moro” bij Nicchio kon afwenden. De daaropvolgende koers reed Moro bij Montone waar hij Agostino Papi detto “Pioviscola” verving.

Picino

Goede relaties leiden tot een vruchtbare periode voor beide contrade

De goede relaties werden kracht bijgezet toen ze in 1922, ter gelegenheid van de “Domenica in Albis” samen de Madonna del Buonconsiglio met een grote plechtigheid naar de Duomo brachten. Bij de terugkeer van het heilige beeld in de kerk van Montone schonken de vrouwen van Nicchio een zeer mooie zilveren schaal aan de geallieerde wijk.

De jaren twintig waren bijzonder vruchtbaar voor de twee contrade, vertegenwoordigd door twee grote kapiteins, Guido Rocchi bij Nicchio en Nello Ballati bij Montone. Nicchio won in juli 1920 met Rancani op Scodata; in juli 1924 met Cispa op Fanfara; in augustus 1927 met Bovino op Giacca en in augustus 1928 met Canapino op Margiacchina. Voor de Montone kwamen de successen in juli 1922 met Cispa op Fanfara en in juli 1925 en 1927 met Picino, eerst op Lola en vervolgens op Tonta.

In 1927 hadden beide wijken dus reden om te vieren, Picino won zijn 4e voor Valdimontone, terwijl Nicchio met Bovino ervoor koos om opkomende fantini te lanceren.

Het was met de prestaties van de jonge fantino, Enrico Viti detto “Canapino” dat een verhitte polemiek zijn ontstaan kende. Viti was in juli 1928 gedebuteerd bij Montone en wist zijn volgende Palio te winnen in de kleuren van Nicchio, voor wie hij ook in juli 1929 opnieuw reed.

In augustus 1929 lootte Montone een paard met winstkansen. Tijdens de prove bleek echter dat de fantino Guglielmo Pantucci detto “Memmo” het niet zo goed deed. Montone besloot om Canapino aan Nicchio te vragen. Nicchio, die een middelmatig paard had geloot, stemde in met de vraag van Montone waardoor beide contrade van fantino wisselden bij de vierde prova.

Na een goede start controleerde Canapino zijn paard, wat niet geapprecieerd werd door de contradaioli van Montone. Ondanks de recente en herhaalde successen, vroegen ongeveer veertig montonaioli om de dringende algemene vergadering bijeen te roepen “om hun zeg te doen over de morele nederlaag geleden in de laatste Palio“. Het belangrijkste geschil betrof het vragen van de fantino van Nicchio die, in sommige interventies, de tegenstander van de Montone werd genoemd.

Canapino I

De leiders van de wijk slaagden erin om het vertrouwen van de mensen grotendeels te herwinnen, maar het werd duidelijk dat de oude wrok ten aanzien van Nicchio nog steeds voelbaar was in sommige groepen van de contradaioli.

In het begin van de jaren dertig lanceerde Nicchio Tripolino, een Umbrische fantino met een verbazingwekkend gemiddelde aan overwinningen; twintig gereden Palio’s waarvan hij er zes won. Tripolino was erg gehecht aan de kapitein van Nicchio, Guido Rocchi, met wie hij ook commerciële belangen in de varkenshandel deelde.

Na het overtuigende debuut in juli 1931 kreeg Nicchio verschillende verzoeken om Tripolino over te nemen. Daaronder ook Montone, die in augustus de grijze Ruello geloot hadden. De Umbrische fantino belandde echter in Civetta. Uit een getuigenis blijkt dat het Rocchi was die tegen het uitlenen van Tripolino aan Montone was Dit leidde uiteraard tot nieuwe meningsverschillen tussen de twee contrade.

Desondanks de T.O.N.O. en de rivaliteit met Oca blijven de contrade botsen

Ondertussen sloot Nicchio zich aan bij de T.O.N.O., een vierzijdige alliantie met Tartuca, Oca en Onda.

Palio agosto 1934

Tot 1934 verliep alles soepel, tot er tijdens de Palio van augustus een zeer sterke wrijving tussen Nicchio en Oca ontstond. De drappellone ging naar Fontebranda waardoor de alliantie onmiddellijk veranderde in een verhitte vijandschap. De wrijvingen met Montone verdwenen naar de achtergrond, al begon de wederzijdse antipathie onmiddellijke na de oorlog op een tastbare manier vorm te krijgen.

Tijdens de Palio van 16 augustus 1945, na de Prova Generale viel een nicchiaiolo de fantino van Montone, Ferruccio Funghi detto “Porcino” aan en sloeg hem met een Engelse sleutel. Dit was een reactie op licht contact tussen Porcino en de fantino van Nicchio, Alfio Tacconi detto Biondino”. Enkele uren later stuurde de Prior van Nicchio een verontschuldigingsbrief naar zijn tegenhanger van Montone, waarmee hij het incident althans formeel afsloot.

In juli 1946 won Montone met Ganascia op Piero, voor topfavoriet Oca met Amaranto op Folco. Ook Nicchio was uitgelaten omdat Montone won ten koste van Oca, die de door de nicchiaioli erkend werd als rivaal. De zaken keerden al snel, slechts 6 jaar later werd het samenleven tussen Nicchio en Montone ondraaglijk.

Het keerpunt in augustus 1952

Het keerpunt kwam tijdens de Palio van augustus 1952, die trouwens ook de geschiedenis ingegaan is door de onregelmatige vervanging van de fantino van Bruco die zich blesseerde tijdens de fasen van de start.

Al aan de vooravond van de quatro giorni was de spanning tussen de twee contrade voelbaar, er vond een gewelddadige vechtpartij plaats op de Ponte di Romana. Enkele uren voor de Palio spraken de leiders van de wijken de wederzijdse wens uit om tijdens de koers zweepslagen uit te delen aan mekaar. De situatie werd er niet beter op bij de keuze van de twee fantini : Ivan Magnani, “Il Terribile” bij Montone en Albano Nucciotti detto “Ranco” bij Nicchio.

De twee werkten samen in het Centro Raccolta Quadrupedi in Grosseto en hun relaties waren verslechterd nadat Ivan was gepromoveerd tot overste van Albano. De promotie stelde Il Terrible in staat meer tijd te besteden aan training en dat werd niet in dank aangenomen door Albano die een perfecte reden had om stoom af te blazen en wraak te nemen op zijn collega.

De loting was was gunstig voor beide, Il Terribile kon met Lirio het succes dat hij had met Niduzza in juli herhalen. Ranco op Archetta kon voluit gaan voor zijn tweede succes in Siena. Na een slopende start, als gevolg van de blessure van Amaranto bij Bruco, kreeg het duel tussen Nicchio en Montone onmiddellijk vorm.

Ranco vertrok het best maar werd snel bijgehaald door Il Terribile. Een furieuze uitwisseling van zweepslagen startte onmiddellijk. In de tweede Casato kon de fantino van Nicchio de zweepslagen van zijn rivaal niet meer te baas en viel hij van zijn paard. Montone nam de leiding over, maar in de laatste bocht werd Il Terrible voorbijgegaan door Oca waarna onmiddellijk incidenten uitbraken. Il Terribile werd op terugweg naar zijn contrada aangevallen door nicchiaioli, ondersteund door enkele torraioli. Ook voor de contradaioli van Montone waren het momenten van grote angst gezien ze geen kans hadden om zichzelf in veiligheid te brengen. Een politie interventie was noodzakelijk.

De reactie van de nicchiaioli kende twee redenen. Ten eerst had Montone hen van de overwinning gehouden, ten tweede was het Oca, hun rivaal sinds 1934, die de overwinning binnenhaalde. De breuk leek onafwendbaar. De prior van Montone, Cesare Roggi, schreef een paar dagen later een brief aan zijn collega van Nicchio, zonder een antwoord te ontvangen.

De eenzijdige rivaliteit

Op 27 augustus besloot de algemene vergadering van Montone unaniem om alle relaties met Nicchio te verbreken. De rivaliteit die we vandaag kennen is dus toen ontstaan. Nicchio van zijn kant besloot Montone te negeren en op 12 september deelde Prior Robustino Guerrini de beslissing mee aan het bestuur van Montone. In de daaropvolgende jaren bleef Nicchio, althans formeel, consequent de beslissing van Montone negeren om zo al zijn energie in de vijandschap met Oca te kunnen steken.

In 1957 won Nicchio de Palio van augustus op een overtuigende manier, dankzij Vittorino en Belfiore, een paard dat eigendom was van de kapitein van Montone, Dedo Pianigiani. Deze laatste was enorm verbitterd na de loting maar ging wel mee naar de stal van hun rivaal om voor zijn paard te zorgen.

Palio luglio 1958

De wraak van Montone kwam bij de eerste beschikbare gelegenheid, in juli 1958. Belfiore bezorgde zijn zijn eigenaar een prachtige overwinning, voortreffelijk bereden door Donato Tamburelli detto “Rondone”, die protagonist zou worden in de historie van de rivaliteit. Montone vierde zijn triomf met hun Numero Unico “E’ nata una contrada” (een wijk is geboren”), met een duidelijke en scherpe verwijzing naar de onverschilliheid van Nicchio.

De jaren zestig kenden een onmiddellijke dominantie van Nicchio, die won met het nieuwe idool Giorgio Terni detto “Vittorino” op de onoverwinnelijke Uberta de Mores. In augustus 1960 won Vittorino op grootse wijze ondanks het duidelijke hinderen van Rondone die voor Montone reed.

Dezelfde combinatie won opnieuw de Palio Straordinario van juni 1961. De twee Numeri Unici van Nicchio gaven duidelijk de dubbele rivaliteit weer, zowel Oca, als Montone werden niet gespaard.

In augustus 1966 was Montone hoofrolspeler in iets ongeziens. Na een prova werden twee van zijn contradaioli gearresteerd omwille van het achtervolgen van de Mossiere, wie ze schuldig achten voor het niet tijdig laten vallen van de canapé, waardoor de val van de fantino van Montone werd veroorzaakt. De gevangenneming van de twee jongeren van Montone veroorzaakte verbijstering in alle contrade. De Prova Generale werd uit protest niet gereden en alles werd pas opnieuw rustig na de vrijlating van de gearresteerden. Ook Nicchio toonde zijn solidariteit om mee te demonsteren voor de gevangenis van Santo Spirito.

Na het Vittorino-tijdperk besloot Nicchio vertrouwen te geven aan Rondone, die in 1962 gebroken had met Montone, na zes koersen en de overwinning in 1958. Donato Tamburelli reed daarna evenveel voor Nicchio en won in augustus 1969 op de mythische Topolone.

Het was een duidelijke overwinning, ondanks een lange mossa. Rondone was rincorsa en wachtte op een moment van aarzeling bij Aceto op Ercole bij Montone. Het plan mislukte want het was Montone die de leiding nam. Ze bleven aan kop tot de tweede San Martino, waar de bizarre Ercole weigerde te draaien. Nicchio nam de kop over en vierde zijn derde overwinning van het decennium.

Prova palio agosto 1966

Tweestrijd binnen Nicchio

Ondertussen ontwikkelde zich een keerpunt in de relaties tussen Oca en Nicchio, de rivaliteit begon geleidelijk te vervagen en met de natuurlijke generatieverandering begon de vijandschap met Montone steeds belangrijker te worden.

De situatie bij Nicchio was best speciaal. Oca bleef de rivaal voor de oude nicchiaoli die de gebeurtenissen van 1934 indachtig waren. Voor de jonge generatie groeide het conflict met Montone jaar na jaar, tot 1974, wat als een keerpunt kan gezien worden in de geschiedenis van de twee contrade.

In de Palio van juli van dat jaar won Montone opnieuw na 16 jaar wachten. Bazzino op Pancho werd voorafgaand echter weinig kans gegeven. De jonge Bazzino slaagde erin succes te behalen door een onwaarschijnlijk inhaalmanoeuver in de laatste Casato ten opzichte van Oca die op kop liep met Aceto op Tatiana. Zoals gezegd werd de rivaliteit met Oca enkel door de ouderen gevoeld; voor de rest kwam de heropleving van Montone hard aan. Het was de start van een donkere periode voor Nicchio, die in de jaren 70 geen Palio zouden winnen.

Met de komst van het nieuwe decennium was de aanzienlijke numerieke onevenredigheid tussen de twee contrade ook afgenomen als gevolg van de aanzienlijke bevolkingsgroei van Montone die nieuwe leden aantrok uit de gebieden over Porta Romana.

In 1974 botsten de wijken opnieuw, in Via Pantaneto deze keer. In 1977, het jaar waarin Montone won met dank aan de grijze Quebel werd opnieuw gevochten. Het feit dat de 2 wijken in balans waren zorgde voor meer beleving van de rivaliteit. Bijna jaarlijks stonden ze tegenover elkaar op de Piazza, Via Pantaneto of de Ponte di Romana.

Nicchio en Montone wissel elkaar af

Na twaalf jaar wachten, in augustus 1981, won Nicchio opnieuw dankzij Ercolino en Balente, maar het antwoord van Montone liet niet lang op zich wachten : op 2 juli 1982 wonnen ze met twee debutanten, Il Pesse en Cuana. De twee rivalen werden naar de overwinning geleid door vrouwen, Lucia Cioni voor Nicchio en Anna Maria Befani voor Montone.

In 1984 won Nicchio de Palio van augustus. Daarnaast ondertekenden ze officieel de hervatting van de betrekkingen met Oca. Na vijftig jaar werd de pagina die de geschiedenis van de Palio van de twintigste eeuw gekleurd had omgedraaid. De rivaliteit met Montone werd officieel de enige die door Nicchio werd gevoeld en erkend.

Il Pesse-Bastiano 1986

1986 was een echt historisch jaar voor Montone, die op 13 september 1986 triomfantelijk de Palio Strardinario won. Il Pesse en Brandano wonnen na een fantastische remonte om dan met Nicchio, met Bastiano en Figaro zweepslagen uit te delen. De vreugde van Montone was ongezien. Guiseppe Pes, detto Il Pesse werd nagenoeg heilig verklaard.

Nicchio had zijn pijlen gericht op de jonge Sardijnse Massimo Coghe, die in juli 1986 al een hoofdrol speelde maar zich verwondde tijdens de mossa van de Palio van augustus. Hij bracht op de grote zwarte Benito de overwinning terug naar Nicchio in juli 1988.

In augustus 1988 vond een vechtpartij plaats na de Prova Generale. Hierbij deelden ook enkele politieagenten in de klappen. Beide contrade werden voor 1 Palio gediskwalificeerd.

In het eerste deel van de jaren negentig had Nicchio geen geluk bij de tratta, Montone daarentegen had vaak een competitief paard in de stal. In augustus 1990 wonnen ze een ongelooflijke koers met Pytheos.

De jaren 90 stonden bol van de diskwalificaties

Een jaar later, in juli 1991 waren de twee contrade acteurs in en echt psycho-drama aan de start. Montone stond op de eerste plaats met Bazzino op Etrusco, Nicchio was rincorsa met Massimino op Yanez. De fantino van de Nicchio bleef onbeweeglijk staan aan de tweede koord. Het werd te donker en de Palio werd uitgesteld naar de volgende dag.

Na de relatie met Massimo Coghe koos Nicchio voor Tonino Cossu detto “Cittino“, die twee maal perfect de rol van “killer” vervulde door de hoop van Montone op te blazen. In juli 1992 werden Il Pesse en Uberto, favorieten van die Palio, ernstig gehinderd door Cittino die een val van beide contrade veroorzaakte in de eerste ronde. Tijdens de koers braken al rellen uit tussen kleine groepen contradaioli die hun respectievelijke fantino wilden redden. Ook in Via Duprè werd gevochten, waarbij ook mensen uit de Corteo Storico betrokken waren. Ook hier vloeide een diskwalificatie uit voor beide contrade.

Twee jaar later viel Il Pesse van Estrusco na een paar meter, opnieuw na ingrijpen van Cossu. Een maand later liet dit voorval zijn sporen na. Op 13 augustus 1994, tijdens de tratta, brak er in de Chiasso Largo een furieuze vechtpartij uit waarbij de twee rivalen in grote getale aanwezig. Tijdens het gevecht werden de Prior van Nicchio en een politieagent geraakt. Montone betaalde een zware prijs voor wat er gebeurd was en werd gediskwalificeerd voor twee Palio’s. In de laatste jaren van de vorige eeuw was Nicchio op zijn beurt hoofdrolspeler in negatieve zin.

In augustus 1999 lootte Montone Re Artù, het paard dat een jaar daarvoor de Palio na 10 jaar opnieuw naar Nicchio bracht.

De koers van Montone eindigde in de eerste San Martino met de val van Il Pesse. Onmiddellijk na de koers werd de scosso Re Artù opgevangen door een nicchiaolo. Een vechtpartij brak uit waarbij de barbaresco van Montone geraakt werd. Nicchio kreeg een diskwalificatie van een Palio. Twee jaar later vond er opnieuw een confrontatie plaats op de Piazza. Opnieuw werd Nicchio geschorst. De vicaris en de pro-vicaris van de Montone werden geraakt in het gevecht. Klachten en excuses van Nicchio hadden dus geen zin.

Ook na de eeuwwisseling werd de rivaliteit harder

In de Palio van juli 2002 gebeurde het ondenkbare, Massimino, die jaren een goede band had met Nicchio reed voor rivaal Montone.

In 2012, na 22 lange jaren won Montone opnieuw de Palio met Scompiglio op Lo Specialista.

In 2015 liep het weer mis. In juli lootte Nicchio met Occole’ het winnende paard van de Palio van augustus 2014. De hoop om na 17 jaar eindelijk nog eens aan te knopen met een overwinning was groot. Met Tittia werd één van dé topfantini van de moment geïnstalleerd. Niets stond een overwinning in de weg. Montone koos met Veleno II echter voor een killer pur-sang. Na een 75 minuten durende zenuwslopende startprocedure waarbij Montone Nicchio steeds bleef opzoeken waren ze eindelijk vertrokken.

Montone zocht Nicchio echter onmiddellijk na de start op en Veleno II sleurde Tittia letterlijk én figuurlijk van zijn paard. De rellen na de koers waren er ook naar. Woedende contradaioli van Nicchio beletten Montone om de Piazza te verlaten. Een uur later werd Montone onder politiebegeleiding van de Piazza naar huis gebracht. Tussen beide wijken werd een muur van brandweerwagens en politiewagens opgetrokken voor de nacht.

Veleno II – Tittia 2015

Een week later werd Montone uitgeloot en werd bekend dat ze in augustus weer in elkaars ogen moesten kijken. Gedurende 4 dagen werd de spanning opgebouwd. Van bij de tratta was de spanning voelbaar. Geen van beide had een toppaard geloot. Nicchio koos voor Bighino om de klus te klaren, Montone voor Brigante. Na de start heeft Bighino drie ronden de fantino van Montone slaag gegeven met de zweep, tientallen meters na de kop van de koers. Na de koers werd er zwaar gevochten tussen beide wijken waardoor Selva minutenlang moest blijven wachten om triomfantelijk de Piazza te kunnen verlaten na de overwinning. Desondanks meerdere verontschuldigingen wordt Montone 2 Palio’s uitgesloten. Veleno II is er erger aan toe, hij mag 10 Palio’s niet meer deelnemen. Nicchio kwam voor de vechtpartijen weg met een berisping.


Istrice-Lupa

“Alla Contrada Alleata e Fedele, l’Istrice unito e compatto nella fede comune, invia il proprio saluto affettuoso e l’augurio per la vittoria gridando con voi evviva la Lupa !”.

Deze boodschap stuurde Istrice op 14 oktober 1928 naar alleaat Lupa die samen zaten om hun overwinning te vieren. Dit getuigt van het bestaan van een sterke en vriendschappelijke relatie met wederzijds respect tussen de twee bondgenoten.

Niets wees erop dat een paar maand later een geschil over een stuk grondgebied op de grens tussen beide een rivaliteit zou inluiden.

Zelfs in de Palio waren de relaties tussen de twee wijken nooit gespannen geweest. Slechts enkele keren bevonden Istrice en Lupa zich in “directe confrontatie”. We zetten er een paar op een rijtje tussen 1811 en 1869.

In juli 1811 hield de fantino van Istrice, Giuseppe Chiarini detto “Gobbo“, Lupa tegen bij de start. Ze hadden een uitstekend paard en rekenden op Matteo Brandani detto “Brandino“, voorouder van de familie Brandani die de Palio zouden domineren.

In augustus 1869 was het daarentegen Lupa die Istrice hinderde. Francesco Galassi detto “Cecco” gaf favoriet Pietro Paolo Rocchi detto “Paolaccino” zweepslagen.

Het gaat dus over eenmalige feiten die moeten gezien worden in de tijdsgeest waarin iedereen iedereen hinderde om de Palio te winnen of te doen verliezen.

Tot 1929 was er geen reden om het begin van de rivaliteit tussen Istrice en Lupa te suggereren. Alles begon ter gelegenheid van de Palio in juli. Lupa koos voor de derde keer Aldo Mantovani detto “Bubbolo“, een Sienees en Istriciaolo. Een teken van de optimale relaties tussen de twee contrade.

Bubbolo

De strijd om een stuk grond

Zoals ook vandaag werden ook toen vlaggen opgehangen in de wijken om hun territorium aan te duiden. Lupa hing hun vlaggen in de Via Garibaldi, nabij het palazzo Ricci Campana. Zoiets was nog nooit gebeurd. Istrice wilde dan ook dat Lupa de vlaggen zou verwijderen en meldden dit aan de leiding van Vallerozzi. Ondanks de klachten werden ook in augustus vlaggen van Lupa gehangen op dit punt. Een jaar later, in juli 1930 gebeurde hetzelfde.

Istrice reageerde en hing haar vlaggen naast die van Lupa. Dit zorgde voor spanning en de goede relaties tussen de twee wijken begon af te koelen. Op 9 augustus 1930 stuurde Lupa een brief naar Istrice om op een respectvolle manier naar een oplossing te zoeken voor dit al lang bestaande geschil. Er werd heel wat over en’t weer geschreven en er volgden gesprekken tussen de priors, Guido Chigi Saracini van Istrice en Carlo Manenti van Lupa. In onderling overleg werd besloten om de taak om de kwestie op te lossen toe te vertrouwen aan een commissie van deskundigen. Istrice was niet echt opgezet met de betrokkenheid van de gemeente gezien Lupaiolo Bargagli Petrucci burgemeester was. De keuze viel op Giovanni Cecchini, Fabio Jacometti en Alessandro Lisini. Zij hadden in januari 1930 een twistpunt tussen Istrice en Drago opgelost aangaande de nieuwe wijk San Prospero.

Na zorgvuldig onderzoek van de Bando di Violante en enkele topografische plannen van het achttiende-eeuwse Siena, beëindigde de commissie op 8 november 1931 haar werk met het trekken van deze conclusies:

Het onderzoek van de topografische documenten van de eerste helft van de achttiende eeuw, samen met die van de bepalingen in de Bando di Violante van Baviera, gaven aan dat het grensconflict tussen Lupa en Istrice met relatief gemak en in veiligheid kan opgelost worden. Men kan met absolute nauwkeurigheid de grenzen aantonen, zelfs in het gebied rond Piazza Cairoli (nu Piazza del Sale). En dit ondanks de transformaties van het gebouw in het midden van de vorige eeuw.

De belangrijkste basis van dit rapport zijn twee plannen van Siena: een uit 1749, samengesteld door Ing. Warrentz, directeur van het vestingwerkenkantoor van Toscane dat zich bevindt in het Gabinetto-archief in Florence; het andere, recenter dan het eerste wordt bewaard in het Staatsarchief van Siena. Als beide plannen bekeken worden zijn er op de betwiste plaatsen geen essentiële wijzigen gebeurd waardoor het bepalen van grenzen moeilijker of onduidelijker wordt gemaakt.

Wat betreft de rechterkant (richting het station) van de Via Garibaldi, we kunnen zien hoe de Via della Stufa Secca het oude traject heeft behouden, hoewel de zijstraat in de Via Garibladi vandaag is afgesloten door een lage muur. De weg is opgegaan op wat het straatniveau was van de Piaggia di Santa Petronilla (nu Piazza del Sale, voorheen Piazza Cairoli).

Het klooster en de kerk van Santa Petronilla zijn gesloopt en het huidige Piazza Cairoli is aangelegd in de plaats. Aan de kant van de kerk die zich uitstrekt langs de Via di S. Bastiano, loopt gedeeltelijk over in de Via Garibladi. Het hotel van de Tre Mori (huidig Piccolo Hotel del Palio) staat naast een hoek van het kloostergebouw, zodat we kunnen concluderen dat de Via della Stufa Secca in feite niet kleiner geworden is. Hierdoor is het duidelijk dat het hotel tot grondgebied Lupa behoord, zoals het klooster.

Het huis van Ricci-Campana daarentegen, waarvan de gevel een deel van de openbare ruimte beslaat waar de Piaggia di Santa Petronilla eindigde, bevindt zich op het grondgebied van Istrice. Het grondgebied van Lupa omvat Via della Stufa Secca en de helft van het plein aan de zijkant van het klooster van Santa Petronilla. De grens buigt naar de tegengestelde kant van het huidige huis van Ricci-Campana.

Aan de linkerkant van de Via Garibaldi moet worden opgemerkt dat het eerste stuk van de weg, van Piazza Cairoli naar Via Camollia, werd vergroot door een deel van de huizen aan de linkerkant af te breken, terwijl de Largo degli Umiliati (die dan de helft is van de oude Piazza di Santa Petronilla) vrijwel ongewijzigd is gebleven.

Aan de ingang van de tuin van Rubini waar de oude Via di Campansi liep langs de gebouwen van de kerk en het klooster bleef alles ongewijzigd. De buiging op het punt waar de Via Montebello begint, bestond echter niet.

Met de wijziging van de Via Garibaldi werd het stuk weg dat naar de kerk van San Sebastiano verbreed wat ten koste ging van de moestuinen van Rubini. Lupa had dus recht op de helft van Piazza di Santa Petronilla aan de kant van het klooster. Vervolgens liep dit verder via de Via S. Bastiano. Zo wordt ook de grens duidelijk aan hoe de grens zou lopen aan het nieuwe huis gebouwd tussen de Via Garibaldi en de Largo degli Umiliati. De andere helft was dus grondgebied Istrice.

De commissie die bevoegd was om het grensconflict op te lossen sloot echter een groep bewoonde huizen uit. Deze werden dus niet toegewezen aan de ene of de andere waardoor de conflicten tussen de buren kon verder duren. Om dit op te lossen en de grenzen historisch zo correct mogelijk te schetsen kreeg Lupa het gebouw van de Tre Mori toegewezen. Van daaruit werd een diagonaal getrokken beginnend bij de Stufa Secca tot het hoekhuis tussen de Via Garibaldi en de Largo degli Umiliati. Door deze beslissing werd de spanning tussen beide contrade alleen maar verhoogd. Lupa accepteerde de bepalingen niet en in 1932 verbraken ze de alliantie waaruit de rivaliteit zou groeien.

Tijdens het Festa Titolare van Lupa in 1932 werden de leiders van Istrice niet uitgenodigd. Ook de vlaggen van de alleaat werden niet uitgehangen. Istrice beantwoordde dit op dezelfde manier door geen enkele vertegenwoordiging van Lupa toe te laten op hun Festa Titolare. Dit was de voorgebode van de vijandschap die zijn uiteindelijke ontstaan kende op de Piazza del Campo.

De vijandschap kreeg vorm op de Piazza tijdens de Palio

De nederlagen van Lupa in augustus 1930 en in juli 1931 werden op gejuich onthaalt bij Istrice. In augustus 1933 bevonden Istrice en Lupa zich naast elkaar aan de start, op de zevende en achtste plaats. Meloncino en Tripolino, die reeds een persoonlijke wrok hadden tegenover elkaar hinderden elkaar op ongeoorloofde manieren. De twee vertrokken op kop en bleven zij aan zij tot de val van Meloncino in de eerste San Martino.

De rivaliteit ontstond pas echt in de twee koersen van 1935. In juli ging de overwinning naar Lupa met Tripolino op Ruello, Pietrino bij Istrice eindigde op een bittere tweede plaats nadat hij gehinderd werd door intense zweepslagen van Bovino van Nicchio. Het antwoord van Istrice volgde in augustus. De grijze Ruello ging door het lot naar Istrice die hem opnieuw toevertrouwde aan Pietrino. Lupa zette Tripolino op Masina. Na een moeilijke start nam Istrice de leiding in de San Martino. Pietrino won duidelijk nadat ze de comeback van Giraffa tot een einde brachten door zweepslagen. Lupa werd derde.

Istrice won hiermee niet alleen opnieuw de Palio van 21 jaar wachten maar verloste zichzelf ook snel van het succes van Lupa een maand eerder. Na de Palio volgde grote momenten van spanning.

Onmiddellijk na de Palio werd een vlag van Lupa die uithing aan het huis van kapitein Giovanni Muratori, gestolen door een timmerman en naar Camollia gebracht als teken van spot en minachting. Enkele dagen later, op 24 augustus, braken er rellen uit in de Via Cavour, nu de Via Montanini, nabij het oude station. Net omwille van die twee voorvallen werd de traditie die Nicchio in 1932 lanceerde opgepikt door beide wijken. De numeri unici van beide wijken stond bol van spot ten aanzien van de rivaal. Het was de eerste keer dan een publicatie van een contrada gebruikt werd om spot te drijven met de rivaal.

Numero Unico als wapen tegen de rivaal

In “Et urbis et senae signum et decus” van Lupa werd er naast enkele cartoons en vertellingen ook ruimte gemaakt om scherp en niets verhullend uit te halen naar Istrice. Vooral het stuk “Guerra di confini” was een niet mis te verstande berisping van de rivaal.

Istrice antwoordde met stip in “Memento”; naast de prachtige foto’s van Pietrino en Ruello is er geen gebrek aan directe aanvallen op Lupa. Soms ironisch, zoals de kleine artikels geschreven door “Il pungiglione”, soms zo vastberaden en serieus als het zeer nauwkeurige onderzoekt rond grensgeschil dat drie pagina’s inneemt onder de titel “Didascalia necessaria” (“Vereiste bijschrift”).

Numero Unico Lupa
Numero Unico Istrice

Tripolino en Pietrino uithangborden van de rivaliteit

Absolute protagonisten van die eerste jaren van rivaliteit, naast de grijze Ruello, waren de fantini Tripolino en Pietrino, vrienden in het leven maar rivalen op de Campo. Tripoli Torrini uit Castiglion del Lago was verlegen en afstandelijk maar stralend tussen de touwen en in de bochten In zijn korte carriere won hij zes keer en viel hij enkel in zijn laatste Palio. De Romeinse Pietro De Angelis, was onbezonnen en steeds in geldnood. Hij deed er alles aan om geld te verdienen om zijn grote familie te onderhouden. Hij kende zowel in de Palio als in het leven pech; zo kwam hij tragisch aan zijn einde terwijl hij figureerde in de comparsa tijdens de opnames van de film “La Ragazza del Palio”.

Zoals gezegd gaven de twee contrade onmiddellijk een gezicht aan de rivaliteit in deze eerste jaren. Ook in juli 1937 won Lupa met Tripolino op Folco. Lupa maakte in die periode deel uit van de “Piccola Quadruplice”, verder bestaande uit Aquila, Drago en Montone. De kern van deze vierzijdige deal was Tripolino, tweemaal zegevierend zowel voor Lupa als Drago.

Tijdens de Palio van juli 1939 vinden we opnieuw de protagonisten Tripolino en Pietrino. Deze keer echter in andere kleuren dan we gewoon waren. Istrice slaagde erin om de fantino los te krijgen in Torre waar hij de eerste twee prove gereden had. De Umbrische fantino ging naar Camollia om de zeer snelle Giacchino te berijden tot groot spijt van Giorgio Celli, een historische figuur van Vallerozzi, met wie de fantino heel close was. Tripolino was heel dicht bij succes, maar hij werd in de laatste Casato voorbijgegaan door vriend en rivaal Pietrino die Giacchino zweepslagen gaf en zo voor Aquila won op Folco tot grote verbijstering van het publiek dat zeker was dat hij “zijn” Istrice zou laten winnen.

Het merkwaardige verhaal van Renzino en de overwinningen van Lupa na de oorlog

De jaren na de oorlog markeerden de opkomst van Lupa, drie keer zegevierend tussen 1945 en 1952. Istrice daarentegen worstelde met een crisis die uitmondde in een tweede periode van 21 jaar zonder overwinning. Hoofdrolspeler van de eerste Palio na de oorlog was de fantino van Lupa, Lorenzo Provvedi detto “Renzino“. Hij zou zijn enige Palio die hij ooit zou rijden winnen. Renzino was een staljongen in Pontignano en kende nauwelijks de kleuren van de Contrade. Het is dankzij de jonge parochiepriester en istricaiolo, Don Vittorio Bonci, die later historicus-correttore van Selva zou worden dat hij in Siena terecht kwam. Deze had de ondankbare taak om de fantino te ‘onderwijzen’ in het Palio-gebeuren. Tot zijn grote verbazing zou zijn ‘leerling’ de Palio winnen voor de rivaal.

Renzino

Ook in augustus 1946 was Renzino hoofdrolspeler. Hij werd door Lupa gevraagd om de oude maar sterke Folco te berijden.

Aan het einde van de Quarta Prova werd de fantino benaderd door enkele istriciaoli die hem ernstig bedreigden. De fantino besloot om nooit meer een stap te zetten op de Piazza en verdween van het toneel. Lupa leek er in die periode op gebrand om een bepaalde dominantie te verwerven ten opzichte van Istrice. Ook in augustus 1948 en juli 1952 wonnen ze de Palio. In de Palio van mei 1950 kozen ze voor de defensie en hinderden ze Istrice die het sterkste paard Popa geloot hadden. Arzili leek voorbestemd om Istrice de overwinning te brengen maar werd gestopt door een strategisch plan van Lupa waarbij ook andere contrade bij betrokken waren, in het bijzonder Onda.

Het was ook in die periode dat de stad zich uitbreidde richting noorden. Het huidige numerieke onevenwicht tussen Istrice en Lupa kreeg toen vorm; bepalend voor de historische evolutie van de rivaliteit. Istrice kon, doordat ze een groot grondgebied hadden veel nieuwe contradaioli aantrekken; al ging dit ten koste van de interne organisatie van de wijk op die moment.

In ‘straatgevechten’ was Lupa steeds in de minderheid, maar ook andere contrade ondervonden het grote verschil in aantal ten opzichte van Istrice. Zo ook Torre na een gebeurtenis tijdens de Palio van augustus 1970. Daarenboven moest Istrice niet enkele dulden dat kleine rivaal Lupa veelwinnaar was maar ook andere contrade die jaren niet hadden gewonnen begonnen te winnen : de overwinningen van Selva, Bruco en Aquila leidden ertoe dat Istrice nonna werd na de Palio van juli 1956.

Istrice wint opnieuw

Maar bij de eerste gelegenheid, de Palio van augustus 1956 kon Istrice opnieuw winnen, met Mezzetto op Gaudenzia. Een gouden periode brak aan, parallel met een crisis bij Lupa. Kapiteins Renato Buccianti, overwinnaar in 1956 en in 1958 en Fabio Sergardi Biringucci die opnieuw de taak op zich nam zoals in de jaren 30 waren architecten van het nieuwe Istrice.

Ook in 1961 was Istrice gezegend door het lot. Lupa daarentegen verloor 2x de Palio dat jaar met Ciancone, de beste fantino van het moment op toppaarden als Salomè de Mores en Gavottina.

Het waren echt moeilijke jaren voor de Contrada di Vallerozzi die, naast het verzamelen van teleurstellingen op de Piazza, ook veel ruzie maakte met de andere contrade wat er toe leidde dat ze geen alleaten meer hadden. Reeds in 1950 was er een een gespannen periode begonnen met Drago die leidde tot het beëindigen van de alliantie. In 1963 gebeurde hetzelfde met Bruco en in 1972 werd ook de vriendschap met Oca beëindigd.

Istrice 1961

Tristezza rijdt en wint voor Lupa en Istrice

In het midden van de jaren zestig tot de eerste jaren van het volgende decennium werd de de Siciliaanse Saro Pecoraro detto “Tristezza” het droevige gezicht van de rivaliteit. Hij reed vijf keer voor Lupa en 5x voor Istrice en won voor beide contrade; in juli 1961 voor Istrice op de onoverwinnelijke Uberta en in juli 1973 voor Lupa met de mythische Panezio.

In 1965 was Tristezza spilfiguur in een zeldzame en sensationele gebeurtenis. In juli reed hij op Falco voor de vier kleuren van Camollia, in augustus reed hij bij Lupa op Selvaggia. Hij bleef aan de start staan wat de deur opende voor een terugkeer naar Istrice in juli 1967.

Tristezza

Het volgende jaar, in de Palio di Provenzano was Contrada van Vallerozzi een van de favorieten met de grijze Danubio della Crucca. Bozzolo kwam ten val na hinderen van rivaal Pel di Carota. Deze fantino van Istrice nam het paard van de rivaal bij de teugels en reed zo verder. Hij betaalde dit cash met een schorsing van 8 palio’s. Tot op de dag van vandaag wordt Pel di Carota in Istrice onthaalt als een volksheld.

Istrice-Lupa 1972

Eind jaren, begin jaren zeventig wisselden de rivalen veel van fantino. Rondone, Aceto en Tristezza waren de protagonisten die zowel vreugde als verlies brachten in die periode. Istrice won de Palio Straordinario van september 1972 met Aceto op Mirabella, ondanks een duidelijke poging van rivaal Lupa met Tristezza om hem te hinderen bij de start. Het jaar erop, na 10 jaar nonna geweest te zijn knoopt Lupa opnieuw aan met een overwinning. Beide contrade reden met dezelfde fantini, Tristezza en Aceto, maar met omgekeerde rol in vergelijking met 1972.

Met de jonge Panezio behaalde de oude Tristezza een knappe overwinning door een knappe remonte op Drago. Aceto op de bescheiden Lazzarella speelde nooit een rol van betekenis. De vooravond van de koers werd ontsiert door enkele incidenten. Zowel na de Prova Generale als na de Provaccia werd er gevochten tussen Lupa en Istrice.

Uit voorzorg werden Tristezza en Panezio vrijgesteld van deelname aan de Corteo Storico. Istrice werd voor het eerst in zijn geschiedenis gediskwalificeerd, en kon niet deelnemen aan de palio van juli 1974. De sanctie hielp om de gemoederen te bedaren. Ook het absolute gebrek aan kansen om te winnen in de jaren 80 hielp. Beide wijken wonnen hun laatste palio in 1973 (Lupa) en in 1975 (Istrice). Pas in 1989 won Lupa opnieuw, scosso met de bizarre Vipera.

De nieuwe eeuw brengt opnieuw leven in de rivaliteit

De weinige kansen op een overwinning zijn een opmaat naar een nieuwe opleving van de rivaliteit in het begin van het nieuwe millennium. Hierin gebeurde wellicht meer dan in de voorgaande 70 jaar van de rivaliteit. Aan het einde van de jaren negentig slaagde de Istrice erin om een ​​zekere macht te herwinnen door alle topfantini strategisch weg te houden bij rivaal Lupa. Vooral in juli 1999, toen Lupa de snelle Musetto lootte, slaagde Istrice erin Il Pesse uit Vallerozzi te krijgen. Hij werd vervangen door Falchino die al 8 jaar geen Palio meer gereden had.

De bevestiging van deze nieuwe machtpositie kwam er in juli 2000 wanneer Istrice de langste periode van droogte kon doorbreken. Na 25 jaar wonnen ze opnieuw. Trecciolino won op outsider Gangelies wat opnieuw spanning bracht tussen beide contrade. Deze explodeerde tijdens de Palio Straordinario van 2000.

De tratta van 6 september leek een herhaling van die van 1935. Gangelies ging net als de grijze Ruello naar de rivaal. In het lot van paarden leek Gangelies op het eerste zicht echter niet de onverslaanbare topfavoriet. De spanningen namen echter met de uren toe. Diezelfde avond volgde een confrontatie tussen beide contrade in de Via Banchi di Sopra voorafgaande aan de prova. Hierbij werden de prior en kapitein van Istrice geraakt door de boze lupaioli. Alles leek te escaleren en enkel door toedoen van de leiders van de wijken konden nieuwe confrontaties op de Piazza vermeden worden na de volgende twee avondprove.

Istrice 2000

De koers verliep niet goed voor Lupa. Ze werden gedwongen om te kiezen voor de jonge Francesco Petrazzi detto “Scintilla“.Diezelfde avond trok Istrice feestend en versierd als kerstbomen door de straten van Siena. In de daaropvolgende dagen werd Lupa voor de eerste maal in de geschiedenis geschorst voor 1 Palio. Istrice kwam er vanaf met waarschuwingen, iets wat uiteraard betwist werd door Lupa die de Giudizia Paliesca in twijfel trokken. De schorsing had tot gevolg dat enkele Istrice mocht rijden in augustus 2001. Ze waren medefavoriet met Il Pesse en Altoprato.

Istrice startte op kop maar werd ingehaald door Drago in de eerste San Martino. Istrice deed er alles aan om hem in te halen. Vanop een van de palen naast het parcours werd zelfs geprobeerd om de fantino van Drago, van zijn paard te slaan. Vermoedelijk was dit een istriciaolo. Drago won en diende geen klacht in. Lupa, die niet direct betrokken partij waren deden dit wel. Het leverde Istrice een censura (soort van straf)  op.

Istrice 2002

De spanningen tussen beide wijken kenden een nieuw hoogtepunt in 2002. In de Palio van juli won Istrice dankzij een geweldige comeback van op Ugo Sancez. Lupa, die de start moesten geven had gefaald. De daarop volgende palio stond alweer bol van geweld tussen beide wijken. Lupa had de snelle Venus VIII in de stal, Istrice moest toekijken van aan de zijlijn.

Tot grote verbazing van de istriciaoli kiest de fel begeerde Il Pesse voor Lupa. Dit na eerdere afspraken tussen hem en Istrice om dit niet meer te doen. Het gevoel dat er weer iets zou kunnen gebeuren hangt in de straten van Siena. Il Pesse rijdt echter een kleurloze koers en eindigt op ruime afstand van de winnaar. Het is Bruschelli die won voor Tartuca en een explosie van vreugde veroorzaakt bij Tartuca en Istrice.

Een nieuwe overwinning van Istrice, en de verlossing van Lupa

In 2008 is het opnieuw Trecciolino die wint voor Istrice op Gia del Menhir. De pesterijen ten aanzien van Lupa blijven voortduren en Lupa is meer en meer een wijk in crisis. In 2011 worden beide contrade geschorst omwille van een vechtpartij na de Palio. In juli 2013 wordt Istrice geschorst voor 2 palio’s nadat ze Brio, de fantino van Lupa na de koers afslaan op de piste.

Op een bepaald moment vinden ze zelfs niemand meer die bereid is om kapitein te zijn. Het is de prior die deze taak ook op zich moet nemen. En met succes. In 2016 knoopt Lupa opnieuw aan met een overwinning. De eerste sinds 1989. Deze wordt in augustus gevolgd door een tweede. De cappotto wordt binnengehaald met een dubbelslag van Scompiglio en Preziosa Penelope.

Twee jaar later wint de uit zijn as herrezen contrada opnieuw. Gingillo op Porto Alabe wint de Palio van augustus 2018.

Lupa Cappotto 2016

Onda-Torre

De rivaliteit tussen Onda en Torre heeft alles in zich wat een echte harde en gevoelde rivaliteit moet hebben. Ze is oud maar tegelijk ook recent, dynamische maar ook statisch, gevoeld langs de ene zijde en ontkend door de andere…De rivaliteit creëert ook het feit dat Torre de enige contrada is met twee rivalen. Al in de zeventiende eeuw waren er conflicten waaruit we kunnen afleiden dat de rivaliteit bijna zo oud is als de Palio zelf.

De turbulente zeventiende eeuw

In 1622 en 1641 waren er zeer intense conflicten, waarschijnlijk als gevolg van discussies rond de grens op de Piazza del Mercato, een traditionele ontmoetingsplaats voor knokpartijen. In 1641 vertrouwde Onda zijn paard toe aan Torre. (toendertijd mochten wijken zelf hun paard kiezen en was er nog geen sprake van loting). Desondanks de belofte om het terug te geven voor de koers gebeurde dit niet en won Torre de Palio. Onda beantwoordde deze belediging door een koperen trommel van Torre te stelen. Tevergeefs werd meerdere malen de vraag gesteld om deze terug te geven.

De voortdurende en bittere ruzies rond de grenzen hadden uiteraard hun weerslag in de Palio.

In juli 1688 won Istrice met Monco; tijdens de koers greep de fantino van Torre die van Onda bij de kraag. In de Casato kwamen ze tot stilstand. Een vlaggenzwaaier van Torre stond klaar op de piste om het paard van de rivaal bij de teugels te nemen. Een ondaiolo liep de piste op en sloeg de vlaggenzwaaier gewelddadig neer. Hij kwam door ernstige bloedingen om het leven. De moordenaar wist te ontsnappen maar de gevolgen van deze gebeurtenis waren enorm zwaar. Er ontstond een vete tussen de twee contrade. Huiseigenaars verdreven huurders van de rivaal en winkeliers ontsloegen medewerkers die lid waren van de rivaliserende wijk.

Het Festa Titolare van Torre loopt uit de hand

Een ander, zeer betreurenswaardig feit vond plaats op 26 juli 1713, ter gelegenheid van de Festa Titolare van Torre. Zoals gebruikelijk werd er een dansavond georganiseerd. Er werden dansers uitgenodigd en deze kregen veel aandacht van het publiek. Een van de dansers was de vriendin van een hoedenmaker uit Onda, Santi Pierucci. Plots ontstond er een zeer verhitte discussie tussen Pierucci en de torraiolo Orazio Mannotti, die een klap verkocht kreeg van de ondaiolo. Ondanks het advies van zijn vrienden trok Mannotti naaar Via San Salvadore waar Pierucci woonde. De ondaiolo, die zijn rivaal goed kende, wachtte hem op en doodde hem met een messteek. Gezien Mannotti de functie van kapitein bekleedde volgden dagen van spanning en angst. Veel torraioli, gewapend met stokken en messen, vielen de straten van Onda binnen op zoek naar de dader, die ondertussen naar Napels ontsnapt was.

De situatie werd ondraaglijk, zelfs de arrestatie van enkele razende torraiolo kalmeerde de situatie niet. De autoriteiten verzamelden de leiders van de twee contrade om een oplossing te zoeken. Op 10 augustus werd de vergaderingen bijeengeroepen en werd een akkoord bereikt door de notaris Giuseppe Grisaldi del Taja. Onda moest de gestolen koperen trommel teruggeven en toevertrouwen aan de Castellano della Fortezza, die onpartijdig was.

Deze historische overeenkomst werd gevierd door vlaggenzwaaien, vuurwerk en een hartelijk banket op Piazza del Campo waar de belangrijkste leden van de twee wijken aan deelnamen (een 100-tal per contrada). Onda communiceerde de overeenkomst per brief aan zijn alleaten Oca en Nicchio.

De ‘rustige’ negentiende eeuw

Maar de “wapenstilstand” was inderdaad gedwongen en vluchtig, de haat tussen de twee contrade bleef ongewijzigd en in 1811 volgde een bewijs hiervan. De Palio van juli werd gewonnen door Torre met fantino Pettiere. Oca, die een groot deel van de koers op kop gereden had werd door Giraffa tot stilstand gebracht en bleef staan. Onda, met de beroemde Niccolò Chiarini detto “Caino“, werd tweede en betwistte de overwinning van Torre. Men beweerde dat Pettiere slechts twee ronden gelopen had. Na een enorme vechtpartij trokken beide contrade naar Provenzano om het Te Deum te zingen. Pas een dag later werd de drappellone aan Torre gegeven.

Gedurende bijna de hele negentiende eeuw waren er geen noemenswaardige gebeurtenissen. Vaak kozen Torre en Onda voor dezelfde fantini in hetzelfde Palio-jaar. Occhio Vispo in 1846, Stralanchi in 1849, Girocche in 1868 en Il Moro in 1882 die in augustus won voor Torre.

In 1856 gebeurde echter iets unieks. Op 15 augustus werd de Palio dell’Assunta van het voorgaande jaar ingehaald. Deze werd niet gereden omwille van een cholera-epidemie. Hij werd gewonnen door Onda met Angelo Fabbri detto “Spagnoletto” na een bittere strijd met Giuseppe Bernini detto “Stralanchi” die de kleuren van Istrice verdedigde. Twee dagen later werd de gewone Palio gereden. Deze werd gewonnen door Torre met Giuseppe Buoni detto “Bonino figlio“.

Torre, die een onverbiddelijke rivaliteit had met Oca, startte een kort maar gewelddadig meningsverschil met Nicchio in 1882.

Pas in augustus 1897 zien we opnieuw een conflict tussen Onda en Torre. Beppino, bij Onda, deelde zweepslagen uit aan Scansino, idool in Torre na zijn Cappotto het jaar ervoor. Vervolgens zette hij de achtervolging in op Chiocciola en Giraffa die de Palio zou winnen. Dit was het enige en laatste echte wapenfeit in wat we een ‘rustige eeuw’ kunnen noemen.

Zo eindigde een “stille” eeuw, althans in vergelijking met de vorige.

Een meningsverschil met Oca leidt tot betere relaties tussen Onda en Torre

Het begin van de volgende eeuw bevestigde een soort stilstand in de relaties tussen de twee contrade. Een opvallende nieuw feit kwam er in 1909 toen de relaties tussen Oca en Onda aanzienlijk afkoelden. Ter gelegenheid van de Palio a Sorpresa op 17 augustus had Onda een geweldig paard én de fantino Picino die de dag ervoor voor Drago had gewonnen. Picino reed een kleurloze koers die gewonnen werd door Oca met Zaraballe op Farfalla. De relaties met Oca werden kort verbroken gezien Picino (die heel dicht bij Oca stond) een akkoord had gesloten met hen de dag ervoor.

Palio agosto 1925

Het eerste effect van deze gebeurtenis was een toenadering tussen Onda en Torre. Bij de Prova Generale van 1 juli 1914 ging de fantino van Onda, Ugo Vigni naar Torre voor wie hij ook de Palio zou lopen. De gezamelijke afkeer van Oca werd geaccentueerd in de Palio van augustus 1925.

Chiocciola zou deze winnen met Cispa op Fiorello, maar de grote favoriet was Onda met Lola, het kleine paard dat in juli gewonnen had met Picino bij Montone. Tussen de staf-Palio van Oca en Onda kwam het tot ernstige meningsverschillen. Waarschijnlijk heeft Onda geprobeerd om het winnende duo van juli weer samen te stellen maar werd dit door Oca tegengehouden gezien Picino ‘van hen’ was. Onda reed met Edoardo Furi detto “Randellone“, een fantino die de voorgaande jaren veel bij Torre reed en die in augustus 1923 voor Giraffa gewonnen had met Lola. Onda werd tweede, Oca helemaal achteraan. In oktober 1925 beëindigden de twee contrade de alleantie die in 1643 begonnen was.

De T.O.N.O. veranderde alle relaties opnieuw

Drie jaar later won Onda de Palio Straordinario van september 1928 met Romolo Maggi detto “Sgonfio” op Giacca. Torre werkte later ook mee om het Festa della Vittoria succesvol te laten verlopen. Torre wachtte in die periode reeds lang op een nieuwe overwinning en kreeg een grote kans in juli 1930. De tratta wees de snelle Burattino toe aan Torre die deze toevertrouwden aan de veelbelovende Smania. Onda kreeg Lina, een sterk paard dat de Palio gewonnen had met Picino, die ook de eigenaar was van het paard. Torre rekende op de hulp van Onda met Sgonfio. Alles verliep vlot tot de Prova Generale. Onda en Oca wisselden van fantini na een gesprek tussen “sor” Ettore Fontani en Tono Minutelli.

Picino bij Onda plaatsen was het gevolg van de T.O.N.O. die sinds 1928 in de maak was. Daarnaast kreeg Onda een fantino die gebrand was op een overwinning na zijn schorsing voor 2 jaar in 1928. Torre zag in één klap al het voorbereidende werk teniet gedaan en er was weinig nodig om de vonk te doen aanslaan. Tijdens de prova was er een contact tussen Picino en Smania in de San Martino. Deze laatste dreigde te vallen. Onmiddellijk na de prova brak er een vechtpartij uit tussen Onda en Torre. Elke relatie tussen beide contrade werd onmiddellijk verbroken. De Palio werd gereden in een atmosfeer van enorme spanning. Torre stond op de eerste plaats, Onda moest de start geven.

Picino beheerste de start als geen ander en kon zich vrijmaken van de tegenstanders in de eerste San Martino. Picino won zijn dertiende en laatste Palio na een strategisch schaakspel. De overwinning van Tartuca in augustus bevestigde het bestaan en de buitensporige kracht van het pakt tussen Tartuca, Oca, Nicchio en Onda. Deze laatste richtte zich weer volledig op de rivaliteit met Torre.

Angelo Meloni (Picino)

Trouwens, het vermoeden dat Onda en Torre nooit echt met elkaar konden opschieten is er altijd al geweest, de illusoire toenadering was meer te wijten aan externe factoren dan aan iets anders. Piazza del Mercato bleef altijd de plaats waar beide contrade vochten, maar tevens de plaats waar de meningsverschillen om draaien. Deze oude wrok droeg zeker bij aan het keerpunt in de relatie in 1930.

T.O.N.O. marcheerde als een stoomwals tot het grimmige conflict tussen Nicchio en Oca in de Palio dell’Assunta van 1934. Onda won drie maal dankzij het pact tussen 1928 en 1932. Torre daarentegen won opnieuw bij de laatste gelegenheid voor de oorlog, wellicht door toedoen van alle anderen die vonden dat ze “gecompenseerd” moesten worden voor het geleden leed de laatste jaren.

De spanning was zo hoog dat Torre uit angst voor ongelukken tijdens de Provaccia de onbekende Pompeo Furlanich liet rijden. Onda daarentegen liet zijn stalman Italo Pisani detto “Sbrinde” rijden. Ganascia en Giacchino behaalden een duidelijke overwinning, maar de vreugde van torraioli en de polemiek rond deze ‘gekregen’ overwinning verdween snel bij het uitbreken van de oorlog.

Ganascia en Ciancone worden de gezichten van de twee rivalen

Na de oorlog namen de twee contrade het gezicht aan van Ganascia en Ciancone. De eerste herhaalde het succes van augustus 1939 en won met Piero de Palio dell’Assunta van 1947. De tweede, vaste fantino van Onda, was bereid om alles te doen voor ‘zijn’ wijk.

Tijdens de palio van augustus 1948 hadden beide contrade paarden waarmee je kon winnen. Brillante met Ganascia bij Torre en Piero met Pietrino bij Onda. Ganascia, met de medewerking van Ghisa bij Bruco, blokkeerde Pietrino en startte een duel met de zweep. Tijdens de derde ronde, terwijl Ganascia tevergeefs achtervolgde op Lupa, gooide de trommelaar van Onda zijn trommel richting de fantino van Torre. Gelukkig werd hij niet geraakt. Torre eindigde als tweede, op korte afstand van Lupa. Wellicht was de tijd die hij verloor door het duel met Pietrino genoeg om te verliezen.

Een andere overwinning van Lupa, in juli 1952, viel samen met een andere ‘confrontatie’ tussen Onda en Torre. Deze keer droeg Pietrino het karmozijnrode jasje, terwijl Onda voor Ciancone koos. De eerste ronde was erg moeilijk met Montone, Torre en Onda die samen streden voor de koppositie. In de tweede San Martino deelde Ciancone zweepslagen uit aan Pietrino . Il Terribile kon profiteren en won op Niduzza voor Lupa. Zoals eerder vermeld was Ciancone in die jaren dé vaste fantino van Onda.

Vittorino neemt de fakkel over van Ganascia

Na de overwinning van juli 1950 was er een meningsverschil tussen Gentili en de Contrada van Malborghetto. Torre werd onderdeel van het geschil en in juli 1954 dook Ciancone plots op in de kleuren van Torre. Bij Onda zagen we een jongeman uit Monticello Amiata, Giorgio Terni detto “Vittorino“. Hij zou het toekomstige idool worden van Torre. Tijdens de Segnatura dei fantini gebeurde een zeer merkwaardig feit. Ciancone, zo gewend om voor Onda te rijden, stond op in de plaats van Vittorino toen de Contrada van Malborghetto werd genoemd. Uiteraard werd dit niet geapprecieerd door de kapitein van Torre, Maria Pace Chigi Zondadari.

De eerste door de televisie uitgezonden Palio werd gedomineerd door Onda met Vittorino en de mythische Gaudenzia. Ciancone daarentegen reed in de laatste positie. Het was de eerste overwinning van Giorgio Terni en een van de weinige roemloze dagen voor Beppe Gentili.

Ciancone – Torre

In september 1960 waren Ciancone en Vittorino opnieuw protagonisten in de Palio Straordinario ter ere van 700 jaar Slag bij Montaperti. Voor de Palio was tussen de fantini overeengekomen om Torre te laten winnen. Vittorino ging naar Salicotto om de ervaren Archetta te berijden. Ciancone zat bij Civetta op de zeer sterke Uberta de Mores. Om Torre te doen verliezen hadden de ocaioli Ciancone ‘extra’ gemotiveerd. Onda kreeg de taak om het spel hard te spelen tussen de touwen. Torre werd op de vijfde plaats binnengeroepen, Onda stond ernaast op de zesde plaats met Mezzetto op Zitella. De kleine Siciliaanse jockey belemmerde Vittorino op een vastberaden en beslissende manier, Torre startte slecht en de Palio werd vrijwel onmiddellijk in een definitieve plooi gelegd ten gunste van Ciancone. Ondanks al deze feiten bleef de rivaliteit tussen Onda en Torre “éénrichtingsverkeer”.

Torre bekijkt Onda als lastige buur

Na de turbulente jaren 30 heeft de rivaliteit met Onda voor Torre nooit hetzelfde belang aangenomen als de verhitte en gewortelde vijandschap met Oca. Uitvoerig bewijs hiervan is de Numero Unico van Torre ter ere van de overwinning in 1961 waarin geen verwijzing te vinden is naar Onda. Het meest in het oog springende feit van deze Palio is de ‘rigirata van Ciancone’; maar ook deze sensationele gebeurtenis zorgt niet voor aandacht voor Onda. In werkelijkheid is de rivaliteit met Onda voor de torraioli altijd iets subjectiefs geweest, onverschillig en moeilijk te kaderen in de algemene context van de contrada. Het is niet meer dan een meningsverschil uit de beginjaren van de Palio omwille van de Piazza del Mercato, maar niets meer. We kunnen het eerder interpreteren als een lastige buur.

In augustus 1966 dook Ciancone weer op bij Onda nadat hij ‘verbannen’ was van de Piazza door Oca. Dit was een moedige keuze van Onda die op lange termijn zijn vruchten afwierp met de overwinning in juli 1969. In augustus 1968 was Ciancone de hoofdrolspeler door zweepslagen uit te delen aan Bazza bij Torre die eindigde met een val van beide in de laatste San Martino. Wellicht een van de meest ongelooflijke Palio’s in de geschiedenis. In augustus 1972, na een koers gedomineerd door Oca tot de val van Aceto op Rosella II in de laatste San Martino knoopt Onda opnieuw aan met de eerste overwinning na het tijdperkt ‘Ciancone’. De overwinning van Valente op Orbello wordt in Torre onthaalt op applaus gezien hij een nieuwe triomf van Oca had vermeden.

Conflicten in de jaren 80

In augustus kreeg Onda Nibbio, een zeer oneerlijk en moeilijk paard. Marasma reed opnieuw. Torre koos voor Spillo op Zalia, een van de betere paarden in een middelmatig lot. Torre en Onda stonden naast elkaar tussen de touwen op plaats acht en negen. Meteen ging Marasma, gebruikmakend van de rusteloosheid van Nibbio op zoek naar Spillo voor een vurige confrontatie. Na een lange start kwam Giraffa binnen. Marasma hinderde Torre perfect en de Palio van Torre eindigde al van bij de start. De Palio werd gewonnen door Leocorno, wachtend op een nieuwe overwinning sinds 1954 met Aceto die uitgeleend was door Oca. Net als in september 1960 slaagde Onda erin om Torre te stoppen bij de start.

Aan het einde van de koers braken serieuze rellen uit met torraioli die Onda binnenvielen. Potten en pannen werden naar beneden gegooid om de torraioli te verjagen. Torre werd een Palio geschorst. De feiten van 1980 veroorzaakten geen grote veranderingen. Nadat de woede en de diskwalificatie verstreken was gingen de relaties terug naar hun vorige staat en dit zou ook zo blijven.

In 1986 streden Onda en Torre om de hand van Salvatore Ladu detto “Cianchino“, die in augustus 1985 had gewonnen met Benito voor Malborghetto. In juli leek Cianchino bij Onda op Amore op weg naar de overwinning om in een onwaarschijnlijke sprint met zes alsnog voorbij gestoken te worden door Falchino op Ogiva bij Drago. In augustus ging Cianchino schaamteloos over naar Torre om met de snelle Vipera op zoek te gaan naar de overwinning. De verrassing was compleet toen Giraffa met Truciolo op Fenosu aan het langste eind trok. In augustus 1988, op de avond van de Prova Generale ontstond een vechtpartij waarin een ondaiolo een slag uitdeelde aan een politieagent. Onda werd prompt voor 1 palio geschorst.

Arrivo palio luglio 1986

Ook in de jaren 90 botsten Onda en Torre met de regelmaat van de klok

De jaren negentig kende een bijzonder warme aanvang met Torre en Onda die tot 1993 jaarlijks botsten met vechtpartijen tot gevolg. In augustus 1993 kwam het ‘s nachts tot zo’n vechtpartij na de cena della Prova Generale. Hierbij werd een politieagent in burger getroffen door een torraiolo. Torre werd voor twee palio’s geschorst. Een straf die door het niet uitgeloot te worden maar liefst twee jaar zonder Palio als gevolg had.

De laatste meningsverschillen tussen Onda en Torre uit de vorige eeuw dateren uit 1998, een jaar gekenmerkt door het dualisme tussen Cianchino en Il Pesse. Onda, met grote ambities, maakte een overeenkomst met Il Pesse, terwijl de Torre zich opnieuw op Cianchino richtte die in augustus 1997 naast de felbegeerde overwinning greep. Bij de start van de Palio werd Torre op plaats negen gezet, voor Onda die de start moesten geven. Tussen Il Pesse en Cianchino werd een soort psychologische oorlog geopend met het uitwisselen van dreigende blikken. De start liet lang op zich wachten want pas na een uur vertrokken de paarden. Zowel Onda als Torre beschikten over uitstekende paarden, respectievelijk Careca en Votta Votta. Geen van beide werd protagonist gezien de Palio voor de zoveelste keer in Fontebranda terechtkwam.

In augustus zien we nogmaals Cianchino en Il Pesse tegen elkaar, in een conflict dat misschien verder ging dan de rivaliteit tussen Onda en Torre. Onda was favoriet met Lobi’s Andrea en kon starten vanop een goede tweede plaats. De koers van Onda eindigde in de eerste San Martino in een tragische valpartij waarin ook Bruco en Torre met Cianchino betrokken waren. Deze had duidelijk het contact met de rivaal gezocht.

Tot op de dag van vandaag erkent Torre Onda net als rivaal. De rivaliteit wordt dus vooral gevoeld en gevoed door Onda. Getuige de palio van juli 2019 waarin de fantino van Onda alles doet om Torre te stoppen. Ondanks de vele verwittigingen van de mossiere slaagt hij in zijn opzet. Torre blijft staan aan de koord.


Verdwenen rivaliteiten

Pantera-Selva

De vijandschap tussen Pantera en Selva is waarschijnlijk ontstaan ​​door discussies rond grenzen. Deze is echter weinig gedocumenteerd maar werd wel zeer geleefd getuige de mondelinge overlevering.

De eerste relevante episode waarbij de twee contrade betrokken waren, dateert van 4 oktober 1745, ter gelegenheid van de Palio Straordinario ter ere van de keizerlijke troonsbestijging van Franciscus II. Pantera won die koers met Musino, die geholpen werd door panterino Grifa die de piste opgelopen was en met een stok het paard van Selva sloeg. Grifa werd opgesloten en de relaties tussen de twee contrade bleven vrijwel ongewijzigd tot 1786, het jaar waarin grote onenigheid ontstond rond het gebruik van de Chiesa dei Tessitori waarin Selva haar hoofdkwartier had sinds 1778. Deze kerk lag echter op grondgebied van Pantera maar dat was tot dan geen probleem. De problemen ontstonden toen de Pantera na een eeuw werd gedwongen werd om de kapel van San Giovanni Decollato in Porta Laterina te verlaten. Deze zou gebruikt worden als plaats van aanbidding naast de nieuwe begraafplaats.

Op 4 juli 1786 overhandigde Pantera de sleutels van de kapel en wendde zich tot de gouverneur om een ​​nieuw hoofdkwartier aan te vragen, met als voorkeur de kerk van Santa Lucia of Sant’Ansano, beide op het grondgebied van de Chiocciola. De autoriteiten besloten dat Pantera de Chiesa dei Tessitori, gelegen op hun eigen grondgebied moest gebruiken. Selva daarentegen werd naar de kerk van San Desiderio gestuurd. Een verbreking van de alliantie was het gevolg. Als snel ging het zelfs richting rivaliteit. In 1805 werden vertegenwoordigers van de twee contrade bij elkaar geroepen om een oplossingen te vinden over het gebruik van de kerken. Eerst werd gedacht aan een soort uitwisseling maar de onenigheden namen toe toen Pantera in 1813 vrijwillig de Chiesa dei Tessitori verliet en naar San Quirico op grondgebied Chiocciola verhuisde. Desondanks werd de Chiesa dei Tessitori niet opnieuw in gebruik gesteld voor Selva maar werd ze ontheiligd en gebruikt als een magazijn, waarvoor Pantera huur ontving.

Ondertussen stonden ook in de Palio de twee contrade tegenover elkaar. In juli 1814 vertrok Selva met Brandino op kop. Hij belemmerde de terugkerende Pantera met Pettiere waarbij ze beide ten val kwamen. Bruco profiteerde en won met Piaccina nadat ze Nicchio met Vecchia passeerden.

Er veranderde ook niets toen Selva zich in de kerk van San Sebastiano vestigde. De vijandschap werd enkel nog intenser. Volgende incidenten vonden plaats aan de vooravond van de Palio van juli 1854. Pantera kon rekenen op een uitstekend paard en op de beste fantino van die tijd, Gobbo Saragiolo.

Op een avond ging de trommelaar van Pantera, gevolgd door de andere leden van de contrada naar de grens met Selva. Daar werd hij door de kapitein aangezet om het vijandelijke grondgebied te doorkruisen. Aan de andere kant verzamelden de selvaioli zich om hun territorium te verdedigen. De kapitein van Selva, Giuseppe Galardi, meldde het incident aan de gemeentelijke autoriteiten met het verzoek serieuze maatregelen te nemen om de situatie te normaliseren.

Voor de volledigheid verloor Pantera de Palio doordat Gobbo Saragiolo door vele andere fantini geslagen werd met de zweep, inclusief door die van Selva, de Gobbo Fenzi. Ook de volgende jaren waren zeer gewelddadig, beginnend in het voorjaar van 1867 toen er een zeer bloedige vechtpartij was op de Fosso di Sant’Ansano. Deze werd gevolgd door een reeks van wraak en repercussies. In 1871 volgde een ernstig incident wanneer een schoenmaker van Selva, Antonio Mancianti, werd gedood door een zadelmaker van de Pantera, Bifino, die op zijn beurt drie jaar later de dood vond.

Paradoxaal genoeg veranderde de relatie tussen Pantera en Selva door deze tragische gebeurtenissen. Het einde van de negentiende eeuw was redelijk rustig en met het verstrijken van de tijd nam de rivaliteit aanzienlijk af. De twee contrade begonnen ook dezelfde fantini te gebruiken. In een periode van drie jaar reed Girolamo Vigni detto “Pippìo” drie maal voor Selva en twee maal voor Pantera. In augustus 1902 ging fantino Giulio Cerpi detto “Testina” na de derde prova over van Selva naar Pantera. In 1904 won Pantera in juli en Selva in augustus. Van de rivaliteit waren geen sporen meer te vinden buiten verhalen van weleer.


Nicchio-Torre

De rivaliteit tussen Nicchio en Torre was een korte maar zeer gewelddadige, die zijn ontstaan kende in de Palio. Er werd een soort van bendeoorlog uitgevochten door enkele onruststokers uit beide contrade.

Alles begon tijdens de Palio van augustus 1882, gewonnen door Torre met Genesio Sampieri detto “Il Moro“. Tijdens de eerste twee prove reed fantino Antonio Duchi detto “Martello”. Deze werd op een flagrante manier met de nodige slagen van zijn taak verheven. Nicchio, die het winnende paard van het jaar ervoor had, viel zonder fantino na blessure van Mario Bernini detto “Bachicche“. Ze besloten om Martello te engageren, in de overtuiging dat hij niet meer verbonden was aan Torre.

Tijdens de koers werd snel duidelijk dat Antonio Duchi duidelijk Torre aan de overwinning hielp. De nicchiaoli beschuldigden hem ervan zichzelf verkocht te hebben. In de volgende Palio ontstond een vechtpartij waarbij veel torraioli ernstig verwond geraakten. De nicchiaioli waren gewapend met stokken en er werd met stenen gegooid.

Dit was slechts de eerste daad van een nieuwe gewelddadige rivaliteit. De veroordelingen die de rechtbank oplegde aan de nicchiaioli kon de gemoederen niet bedaren. Er ontstond een soort vete tussen, zoals hierboven vermeld, twee goed identificeerbare bendes gezien dezelfde namen steeds opduiken in kronieken uit die tijd. Elke gelegenheid was goed om elkaar in de ogen te zien. Tussen 1885 en 1887 volgde vechtpartijen zich in sneltempo op.

In augustus 1885, op de Ponte di Romana, werd er eerst met stenen gesmeten om vervolgens mekaar te lijf te gaan waarbij nicchiaiolo De Rossi het slachtoffer was. De gevechten gingen door op Piazza del Campo en er volgden veel arrestaties aan beide kanten.

Het daaropvolgende jaar deed zich een ander zeer ernstig incident voor toen op de avond van het Festa Titolare een grote groep vanuit Nicchio richting Salicotto trok. Bij het roepen van “Viva la Spannocchia” bestormden de nicchiaioli de huizen in Salicotto waar de bewoners angstig barricades hadden rond opgetrokken. Ook in de herfst van 1886 volgden schermutselingen. Later die dag mislukte een nachtelijke inval in Salicotto omdat een vrouw van de wijk de torraioli tijdig had verwittigd van de plannen. Veel van deze incidenten werden gevolgd door strafprocedures, waardoor vele in de gevangenis terecht kwamen. De situatie vertoonde echter geen tekenen van verbetering. Deze rivaliteit had uiteraard ook gevolgen in de Palio waarbij Nicchio toenadering zocht tot Oca.

In augustus 1892 gaf Nicchio, met Lorenzo Franci detto “Pirrino“, duidelijk de voorkeur aan de overwinning van Fontebranda met Francesco Ceppatelli detto “Tabarre“. In de twintigste eeuw waren er geen grote botsingen, misschien omdat de gewelddadige groepen geïsoleerd waren. Enige uitzondering gebeurde in 1932 toen Nicchio en Torre tegenover elkaar stonden op de Logge del Papa. In 1928 won Nicchio de Palio net voor Torre die op de bespotte tweede plaats eindigden. In de daarop volgende jaren kreeg de T.O.N.O. vorm; een dominante alliantie bestaande uit Tartuca, Onda, Nicchio en Oca. Het einde van de T.O.N.O. was een beslissend keerpunt in de rivaliteit tussen Nicchio en Torre. Na de Palio van 16 augustus 1934 verbraken Nicchio en Oca hun relaties waardoor Nicchio de relaties met Torre verbeterde. Dit resulteerde in een samenwerking die zijn hoogtepunt kende begin jaren 60 met de grote Vittorino.


Bruco-Nicchio

Deze korte en weinig bekende vijandschap was een direct gevolg van het ingewikkelde netwerk van relaties tussen de contrade dat ontstond na de conflicten tussen Nicchio en Torre.

Na 1882 stond Nicchio zelfs heel dicht bij Oca, iets wat in Bruco niet goed ontvangen werd. We merken ook op dat er tussen contradaioli van Bruco en Nicchio vriendschappen maar ook een zekere politieke affiniteit was. Dit laatste was een anti-monarchale positie die ze beide innamen.

In augustus 1898 stopte Bruco, in samenwerking met Torre, Oca bij de start waardoor de relaties tussen de twee contrade verder verslechterde. Er waren eigenlijk twee kampen : Nicchio en Oca tegen Bruco en Torre. Veel Palio-strategieën draaiden rond deze tweedracht.

Een goed voorbeeld hiervan was de Palio van augustus 1928, gewonnen door Nicchio die in de laatste Casato Bruco en Torre voorbijging nadat hij bij de start gehinderd werd door Chiocciola.

Deze koers werd in de Numero Unico van Nicchio ‘Momenti di Gloria’ (16/08/1984) beschreven :

“… Voor ons rijdt Enrico Viti, detto “Canapino“. Op een goed paard maar er zijn ook serieuze redenen tot bezorgdheid omdat andere paarden met winstkansen naar de Bruco en Torre zijn gegaan: met de tweede leefde Nicchio in verdeeldheid door een atavistische haat; met de eerste daarentegen, die tot voor enkele jaren een bondgenoot was, was er een hevige rivaliteit ontstaan die de inwoners van Ovile tot nauwere banden met Torre en Chiocciola had gedreven … “

“… We staan op een goede eerste plaats, het lot zet Chiocciola ernaast, een beetje verder staat Torre gevolgd door Tartuca, Aquila, Oca, Pantera, Lupa, Bruco en Istrice. Iemand moet gewenst hebben dat de Palio zou eindigen aan de start voor ons. En zo geschiede, Chiocciola (met Bovino die een jaar eerder voor Nicchio won) pareerde Canapino die aan de grond genageld staat. Bruco, Lupa, Torre en Tartuca vertrekken het beste en zijn al aan Fonte Gaia wanneer Nicchio kan starten. Bruco leidt de groep maar Nicchio zet de achtervolging in. Ter hoogte van de eerste Casato bevinden we ons halverwege. Een ronde later valt Tartuca, Nicchio wordt derde achter Bruco en Torre die hen op de hielen zit. In de derde San Martino valt ook Lupa. Bruco rijdt als koploper richting laatste Casato, gevolgd door Torre. En dan gebeurt er iets dat nooit volledig is opgehelderd. Bruco zoekt plots de buitenkant op, iets wat door de toeschouwers geïnterpreteerd werd alsof ze Torre wilden laten winnen. Terwijl hij dit manoeuvre uitvoert deelt hij zweepslagen uit met Nicchio. Met de Casato in zicht rijden de drie op gelijke hoogte. Na de Casato kwam Nicchio als eerste uit de bocht, gevolgd door Torre en Bruco. Die avond werd iedereen in Pispini gek van vreugde…”

Ook tijdens de dagen van de Palio dell’Assunta in 1932 kwam het tot conflicten. Op de avond van de Prova Generale kwam het tot een geweldadige confrontatie. Ook voor deze rivaliteit was net als voor deze tussen Nicchio en Torre de palio van 1934 een keerpunt. Het conflict tussen Oca en Nicchio dat ontstond na de Palio zorgde voor zo’n radicale verandering dat Nicchio, Bruco en Torre een front tegen Fontebranda vormden.

In de loop der jaren hebben de twee contrade de alliantie hersteld en nieuw leven ingeblazen. Hoe deze alliantie ontstaan is is jammer genoeg verloren gegaan in de loop der jaren.


Nicchio-Oca

Op de avond van 16 augustus 1934 komt het beroemde pact tussen Tartuca, Oca, Nicchio en Onda, bekend als T.O.N.O.,  op een traumatische manier aan zijn einde. De alliantie was een verbintenis tussen vier door grote vriendschap en begrip verbonden personen : Mazzini van Tartuca, “sor” Ettore Fontani van Oca, Tono Minutelli van Onda en Mauti van Nicchio. Het hoofddoel was om de verregaande alliantie tussen Bruco, Chiocciola en vooral Torre, waarmee Nicchio en zeker Oca tegenstrijdige relaties mee hadden, in moeilijkheden te brengen. De T.O.N.O. zette zijn eerste stappen in 1928, maar kreeg zijn zegen na de Palio van juli 1930 die leidde tot een gewelddadige breuk tussen Onda en Torre.

Reeds in 1928 werden de drie drappelloni veroverd door Oca, Nicchio en Onda. Tussen 1930 en 1934 wonnen ze nagenoeg alles. Ze lieten bij wijze van spreken de kruimels over voor de anderen. In juli 1931 en 1934 wonnen Aquila en Civetta, beide niet meer gewonnen sinds 1906 en 1893. Al de rest werd gedomineerd door T.O.N.O.. In 1933 won Tartuca een cappotto met het fantastische paar GanasciaFolco.

De meer dan bevredigende resultaten van de alliantie liet weinig ruimte voor twijfels. De mechanismen waren zo geconsolideerd dat de leiders van de vier wijken de Palio konden sturen zoals zij dat wilden. Maar op 16 augustus 1934 ging het mis en de gevolgen ervan werden gevoeld door alle onderdelen van de T.O.N.O.. Pas 13 jaar later kon Nicchio opnieuw winnen, Oca moest veertien jaar wachten en Onda en Tartuca maar liefst achttien.

Maar wat gebeurde er in die Palio wat zo’n traumatische breuk veroorzaakte?

De eerste problemen kwamen er na de tratta. De twee toppaarden, Folco en Ruello werden uitgesloten. De onzekerheid over het lot van de paarden was zo groot dat de strategen van de T.O.N.O. niet in staat waren om een precies plan te smeden. Er werd besloten om zich te concentreren op Oca die Meloncino, de winnaar in juli, op Wally plaatste. Het was een redelijk ervaren paard en wellicht het meest betrouwbare in het lot van middelmatige kwaliteit. Nicchio kreeg Lampino, beschouwd als een minder paard. Na de prima prova wilde Tripolino niet meer rijden omdat zich niet wilde wegcijferen voor Oca.

Meloncino

Pietrino kwam in zijn plaats en die begon te geloven in grote kansen op succes met de onbekende Lampino. Nicchio negeerde het optimisme van de fantino en verkoos om de strategie te volgen die vooropgesteld was. Pietrino begreep de situatie en steeds bereid om geld te verdienen was hij voorstander van het plan. Hij wilde dus ten voordele van Oca rijden. Hij vertrok op kop en liet Meloncino makkelijk passeren. Daarnaast kon hij de opzittende Aquila afhouden.

Terwijl in Oca werd gevierd gebeurde het tegenovergestelde in Pispini : de nicchiaioli waren razend. De kleren van Pietrino werden verscheurd en aan de openbare verlichting gehangen. De verantwoordelijken van de wijk hadden alle moeite om de razende massa tegen te houden. Zij wilden naar Oca trekken, zacht uitgedrukt niet met de beste intenties. In Nicchio werd besloten de alliantie met Oca te verbreken. De T.O.N.O. viel uit elkaar. Nicchio zocht en vond een beter contact met Torre die als bondgenoot werd aanzien ten aanzien van Oca. De rivaliteit werd enorm hard gevoeld in Nicchio maar ook in Oca ging ze niet onopgemerkt voorbij.

Vittorino

In juli 1947 won Nicchio met Ciancone. Na de Palio werd deze opgezocht door de ocaioli die zich ook op Drago en hun fantino Rubacuori richtten omdat deze niet genoeg zijn best gedaan had om Ciancone te hinderen. Een decennium later begon Nicchio een solide relatie met Vittorino op te bouwen. Hij won drie maal in in een periode van vijf jaar. Grote problemen voor Oca dus! Ondertussen kreeg de nieuwe rivaliteit met Montone sinds 1952 de nodige aandacht. De rivaliteit met Oca bleef echter bestaande. In augustus 1963 hinderde Oca, die negende stonden met Pennello op Farfalla II, de toegang van Nicchio die favoriet was met Tristezza op Arianna.

Vier jaar later zocht Rondone bij Nicchio Aceto op en sloot hem in bij de start. De daaropvolgende zweepslagen zouden de geschiedenis ingaan. In 1969 wonnen zowel Nicchio als Oca, respectievelijk in augustus en in de Palio Straordinario. Topolone was in beide geval hét winnende paard, tweemaal vanuit de rincorsa. Door de generatiewissel bij Nicchio begon de rivaliteit met Montone aan belang te winnen. Er leek dus een verandering in strategie op til.

Al in augustus 1972 koos Nicchio, met Rondone op Panezio in positie negen aan de start ervoor om Aceto bij Oca op Rosella II niet te hinderen. In de loop der jaren zijn de relaties tussen Nicchio en Oca weer normaal geworden, in 1984 winnen beide wijken een palio en bezoeken ze elkaar weer tijdens de Festa Titolare. In 1987 en 1989 gaat de fantino van Nicchio, Massimo Coghe detto Massimino naar Oca. De gebeurtenissen van 1934 blijven een verre herinneringen bij de oude generatie bij Nicchio en Oca.


Bruco-Giraffa

Het begin van de rivaliteit tussen Bruco en Giraffa is nergens beschreven waardoor het kader van ontstaan ontbreekt. Wat zeker is, is dat de twee buren tot minstens 1945 een uitstekende relatie hadden. Ter gelegenheid van de overwinning van 2 juli 1912 stuurde Bruco een brief naar Giraffa waarin ze hen bedanken voor de oprechte hulp bij de overwinning. Giraffa antwoordde dat de contrada blij was met deze toenadering, maar dat ze bij gelegenheid een gelijke gunst verwachten van Bruco

Het is duidelijk dat Giraffa, met Settimio Salvucci, meer dan een helpende hand gegeven had om de overwinning van Nappa op Farfalla te bewerkstelligen, ongeacht het feit dat er voordien een klein meningsverschil zou geweest zijn tussen de twee wijken.

In augustus 1923 won Giraffa met Randellone en Lola. Dit ontketende een interne strijd omwille van de enorme som die werd uitbetaald voor de akkoorden. Desondanks was de Festa della Vittoria gedenkwaardig. Veel brucaioli werkten mee om alles klaar te zetten. Ook de overwinning in de Palio dell’ Impero, gewonnen door Bovino op Ruello, werd met veel sympathie onthaalt door Bruco, vooral omdat Oca met Pietrino op Folco de grote favoriet was.

Maar in de onmiddellijke naoorlogse periode begon er iets te barsten in de relatie tussen de twee contrade, misschien omwille van een persoonlijke wrok tijdens de oorlogsjaren.

De momenten na de Palio van 2 juli 1945 was op zijn zachtst gezegd turbulent. Giraffa was de grote favoriet, maar werd tweede met Tripolino op Folco. Na de koers kwam het tot een handgemeen waarbij Tripolino geslagen werd door enkele brucaioli. Onmiddellijk daarna volgde een belegering van de stal van Giraffa door een massa brucaioli.

De prior van de Giraffa, de advocaat Ricci Campana, leefde recht boven de stal en schreef verontrust een brief naar de Retore van Bruco en de Magistrato delle contrade waarin hij hevig protesteerde tegen de incidenten die zonder aanleiding enorm gewelddadig waren. Op 14 juli, tijdens een vergadering, eisten sommige giraffini die betrokken waren in de vechtpartij de onmiddellijke opzeg van alle relaties met de Contrada uit Via del Comune. In hetzelfde jaar waren de kansen van Bruco zeer gunstig in de beroemde Palio della Pace.

Mossiere Lorenzo Pini annuleerde twee starten waarin Tartuca duidelijk eerder was vertrokken. Uit protest trokken de tartuchini zich terug uit de koers. Uit solidariteit verlieten ook de comparse van Oca en Onda de Piazza, gevolgd door veel giraffini die ervan overtuigd waren dat iedereen een overwinning van Bruco wilde. Het was echter Rubacuori op Folco die de Palio won voor Drago.

Het volgende jaar knoopte Giraffa opnieuw aan met een overwinning op 16 augustus met Ciancone op Piero. Op 22 september 1946 stuurde Bruco een felicitatiebericht naar Giraffa:

“Namens de Nobil Contrada del Bruco vervul ik de aangename taak om de Vrienden van de Contrada della Giraffa aan te spreken, verzameld om de prachtige overwinning van 16 augustus te vieren. We benadrukken de hartelijke vriendschap en zenden de warmste felicitaties voor het behaalde succes op de historische Piazza del Campo. We eindigen met de groet : “Evviva la Giraffa! Evviva il Bruco! “

Maar er was iets gebroken en na verloop van tijd kreeg de rivaliteit vorm. Vooral op dagen dat de jongeren van beide wijken speelden op de Piazza aan San Francesco. In de Numero Unico voor de overwinning van 1955 van Bruco is er geen tekort aan scherpe verwijzingen naar Giraffa. In augustus 1959 was er een zeer spectaculaire uitwisseling zweepslagen tussen Mezzetto en Solitario gedurende bijna een volledige ronde.

Ondanks het grote draagvlak voor de rivaliteit bleef deze echter niet echt zichtbaar al bleef Bruco lang zonder overwinning. In augustus 1982 raakte het paard van Giraffa, Claudia IV gewond tijdens de Prova Generale. Als gebaar van solidariteit zwaaide Bruco niet met zijn vlaggen in de Via dei Rossi toen ze onderweg waren naar de Corteo Storico.

Vreemd genoeg slaagde Giraffa erin om de overwinning binnen te halen op momenten dat de twee contrade tegenover elkaar stonden. De laatste keer was dit in augustus 1986. Een beslissend jaar voor de rivaliteit tussen beide contrade. Giraffa won de Palio met Truciolo op de kleine en verrassende Fenosu. Toen ze terugkeerden naar de wijk werden ze in de Via Dei Rossi tegengehouden door een groep brucaioli.

Er volgden momenten van grote spanning, maar een vechtpartij werd vermeden. De wil van beide contrade om een oplossing te zoeken voor de rivaliteit vond hier contradictorisch zijn ontstaan. Giraffa was niet langer in staat om te concurreren met Bruco die zowel numeriek als economisch veel sterker waren. Bruco die op dat moment al 30 jaar wachtende waren op een nieuwe overwinning wilde zijn energie niet meer steken in een rivaliteit.

Onmiddellijk begonnen een reeks vergaderingen tussen de twee contrade. Dit debat duurde ongeveer 10 jaar. De onderhandelingen brachten wel een zekere rust. In juli 1992 reed Bastiano voor Giraffa op Benito. Diezelfde fantino koos in augustus voor Bruco met Galleggiante, het paard waarmee hij in 1990 won voor Giraffa.

In augustus 1996 won Bruco na eenenveertig jaar wachten opnieuw de Palio. Giraffa verzette zich niet om zijn deel van de Piazza San Francesco open te stellen om de Festa della Vittoria te organiseren. Het einde van de rivaliteit werd officieel gemaakt in het najaar van 1996 met een grote consensus in beide contrade waar gelijktijdig een algemene vergadering was bijeengeroepen.

Het jaar nadien won Giraffa zijn cappotto. Momenteel onderhouden de twee contrade een hartelijke en goede burenrelatie.


Sporadische perioden van rivaliteit

Drago-Lupa

Ook de korte rivaliteit tussen Drago en Lupa ontstond tussen twee contrade die verenigd waren in een alliantie. Ze is dus vergelijkbaar met de relatie tussen Nicchio en Oca. Deze laatste viel uiteen na een dispuut dat ook het einde betekende van de T.O.N.O..

Drago en Lupa maakten deel uit van een alliantie onder de naam “Piccola Quadruplice”, bestaande uit Aquila, Drago, Lupa en Valdimontone. Hoewel deze alliantie niet dezelfde macht en bekendheid had als de T.O.N.O. was ze redelijk succesvol. Enkel Valdimontone slaagde er niet in te winnen. Drago en Lupa wonnen elk 2 maal en Aquila 1 keer. De spilfiguur van de alliantie was de Umbrische fantino Tripoli Torrini (Tripolino) die met wederzijdse tevredenheid van Lupa en Drago regelmatig uitgewisseld werd. De Tweede Wereldoorlog onderbrak de winnende cyclus van de Piccola Quadruplice die ondertussen ook bekend was bij de andere contrade.

Ook de ster van Tripoli stierf uit en enkele jaren later veranderde de relatie tussen Drago en Lupa radicaal. In mei 1950, de laatste Palio van Tripoli, was Lupa vooral bezig om akkoorden te zoeken gericht op het doen verliezen van Istrice die favoriet waren met Il Biondo op de snelle Popa. De Palio werd gewonnen door Valdimontone. Lupa kwam zelf dicht bij de overwinning en Istrice werd opgehouden door zweepslagen van Ciancone bij Onda. In juli van datzelfde jaar was het tijd om een gunst terug te geven. Lupa, met Ranco op Salomè slaagde erin om als tweede te vertrekken na Onda met Ciancone op debutant Gioia. Ranco deed zijn werk tot in de perfectie door de comeback van Drago te stoppen die sterk reden met debutanten Rompighiaccio en Niduzza.

Het hinderen van Lupa was genoeg om Drago van de overwinning te houden. Ze werden tweede, heel kort achter Onda. De wederzijdse haat kende hier zijn ontstaan. In augustus van datzelfde jaar zocht Lupa Drago opnieuw op. Deze keer was het Ivan Magnani detto “Il Terribile” die de Contrada van Camporegio blokkeerde. Amaranto en Salomè startten met een aanzienlijke achterstand en kwamen ten val in de Casato op het moment dat hun comeback vorm begon te krijgen.

Drago beleefde een enorm moeilijke periode waarin ze in 1956 de weinig begeerde cuffia overnamen van Istrice. De verlossing kwam een paar jaar later met de drie overwinningen onder leiding van gravin Kinda Barzellotti. Na de overwinning van augustus 1962 (Canapetta op Beatrice) verwijderde Lupa al zijn vlaggen.

De laatste opflakkering van deze rivaliteit is te vinden in de Numero Unico van Drago “Il filo di Arianna“, gepubliceerd in 1964. Hierin drijven ze de spot met Lupa.

Na verloop van tijd, toen in 1979 een meningsverschil tussen Drago en Selva ontstond warden de relaties opnieuw genormaliseerd. Begin jaren 80 maakten de leiders van de contrade een officieel einde aan de rivaliteit.


Lupa-Bruco

6 augustus 1843: Lupa valt Bruco binnen

De rivaliteit ontstond in een geest van wraak die al enige tijd bestond tussen personen van Lupa, bijgestaan door Oca en mensen uit Bruco. Het verhaal hierover werd gevonden in een verslag van een politieagent.

Gisteravond rond half 10 viel een grote groep lupaioli Bruco binnen en begon daar zonder reden met stenen naar voorbijgangers te gooien. Ze viseerden mensen die in het verleden aan de overzijde van de straat gewoond hadden. Tot drie maal toe trokken ze zich terug om dan opnieuw te starten met wat we hierboven beschrijven.

Toen Papetti Angiolo rond 12 uur ’s middags het theater verliet om naar zijn huis in Pian d’Ovile te trekken werd hij achtervolgd door een groep mensen die met stenen gooien en riepen dat ze hem wilden doden. Papetti was bang en zocht de hulp van de politie. Hij vertrok richting het politiekantoor op de Piazza del Campo. Carabiniere Giovanni Brogi besloot hem te volgen naar huis.

Daar aangekomen zag hij een groep jonge mannen die zich uit de voeten maakten van zodra ze de politie zagen. Deze laatste probeerden op alle manieren hen te arresteren maar dat lukte niet. Maar ondergetekende agent kon de namen van sommigen onder hen wel traceren ; Bicci Pietro, Loretti Girolamo, Casini Ulisse, Ferratti Domenico. Zij waren allen woonachtig in de Via Vallerozzi in Lupa.

Ook volgende personen werden herkend : Papetti Angiolo en Giuseppa (zijn partner), Brogi Pietro, Zocchi Giovacchino, Bigoli Giuseppe allemaal woonachtig in Pian d’Ovile. Deze laatste is een militair die op reis was in Siena.

Het verslag werd ondertekend door hoofdinspecteur G.Pacini op 7 augustus 1843

Laatste aanpassing : 9 oktober 2019