Waar komen fantini vandaan? Deel 1 : Campania

Gebruikmakend van het immense en kostbare naslagwerk van Orlando Papei en zijn medewerkers van ilpalio.org ging Roberto Filiani op zoek naar de plaatsen van oorsprong van de fantini, rekening houdende met de geboorteplaats en de gegevens waarover we kunnen beschikken. Hij vertrouwde op de juistheid van de informatie van de website en nodigt iedereen uit om een fout of vergetelheid te melden. Ook wij van palio.be hadden nauw contact met Roberto Filiani en Francesco Zanibelli (lavocedelpalio.it). De volledige tekst en naslagwerk werden dus aangewend met toestemming van beide.

In deel 1 onderzoekt Roberto Filiani Campania, een regio die de Palio 8 fantini opgeleverd heeft, maar waarvan sommige echter een zeer interessant verhaal kennen.

 

Naar alle waarschijnlijkheid was Giovanni Serio de eerste fantini uit Campania, althans door geboorte. Hij liep zijn enige Palio voor Drago in juli 1902 en kreeg geen bijnaam.

Hoewel hij oorspronkelijk uit de provincie Caserta kwam, verhuisde hij naar het gebied rond Viterbo gezien zijn jongere broer, Angelo (beter bekend in Siena als “Pirulino”) daar woonde. “Pirulino” won in juli 1923 voor Lupa en was naar Viterbo verhuisd gezien er veel fantini van de Palio daar werden ‘gevonden’ door de contrade.

Dertig jaar na de eerste kwam Fortunato Castiello bekend als “Napoletano” aan in Siena. Ook hij was inwoner van Caserta en kwam na zijn dienstplicht in Pisa en Livorno in 1931 aan in Siena. Hij had ervaring opgedaan op renbanen in het Zuiden.

Tussen juli 1931 en augustus 1939 reed hij 8 palio’s en won die van augustus 1937 voor Civetta op Folco. Hij was hierdoor de eerste fantino uit het Zuiden die won op de Piazza del Campo.

Na zijn eerste vijf Palio’s, die hij opeenvolgend reed, verdween Napoletano tot 1937 van de Piazza. In augustus van dat jaar werd hij opgevist om de oude Picino bij de vierde prova te vervangen. Hij won de Palio, waarvan de start bol stond van 1000 controverses, vrij gemakkelijk. Hij hield door middel van zweepslagen Ganascia rijdend voor Leocorno op Ruello af. Op die manier nam hij wraak op de fantino uit Amiata voor de gebeurtenissen in juli 1932.

De rest van de carriere van Napoletano was onopvallend. Zijn laatste koers reed hij in augustus 1939 voor Onda op de bescheiden Falco. Als oorlogsveteraan keerde de fantino uit Campania terug naar Siena in augustus 1945. Hij reed 5 prove in drie verschillende contrade maar bleef wel zonder paard de dag van de koers. Pas in juli 1948 volgde een laatste kans; hij reed twee prove voor Giraffa.

Hoewel Gioacchino Calabrò, bekend als “Rubacuori“, op Sicilië werd geboren, was hij een echte Napolitaan die tot een rijke en belangrijke familie behoorde.

Hij arriveerde in Siena, een beetje om te studeren maar ook voor het avontuur, in het voorjaar van 1945. Door zijn passie voor paarden komt hij in contact met Ganascia. Hierdoor begint hij ook te rijden zonder zadel.

Via diezelfde Ganascia kon hij debuteren in juli; bij Pantera op Bozzetto. In augustus startte de onlosmakelijke band tussen Rubacuori en Drago. Het toppunt van deze band wordt bereikt tijdens de Palio della Pace.

Rubacuori rijdt deze Palio op de legendarische Folco tegen Bruco die gesteund worden door alle andere fantini en contrade. Hij rijdt een moedige, brutale koers aangedreven door zijn wil op te winnen ipv veel geld te verdienen. De jonge rechtenstudent uit het Zuiden wordt door deze Palio della Pace een legende.

Na deze koers zou hij nog twee palio’s rijden, telkens voor Drago bij wie hij in mei 1947 opnieuw de oudere maar nog steeds aanbeden Folco tegenkomt.

Maar de band tussen Rubacuori en Siena eindigde niet: in september 1972 en tijdens de twee palio’s van 1973 werd de ondertussen bekende advocaat Calabrò Mossiere. Op oudere leeftijd kiest hij ervoor om terug te keren naar de stad met de wens te kunnen sterven in de schaduw van de Torre del Mangia.

De vijfde fantino uit Campania die de Piazza del Campo betrad was Giuseppe Vivenzio bekend als “Peppinello“. Hij is afkomstig uit Lauro in de provincie Avellino en is een fantino met een korte maar onstuimige en besproken carrière.

Hij werd ontdekt door Sor Ettore Fontani en maakte zijn debuut voor Drago in juli 1964 op de sterke Arianna. Hij was meteen overwinnaar na een koers geleid van start tot finish.

De tweede en laatste overwinning kwam er in augustus 1964 en was veel gecompliceerder. Hij speelde de hoofdrol in een echte ‘bestseller’.

Na de eerste prova, die hij bij Oca reed op Selvaggia, ontsnapte Peppinello om onduidelijke redenen bij Oca om vervolgens te vluchten naar de villa van de Kapitein van Torre.

Oca slikte de pil der vernedering en moest zich tevreden stelle met de bescheiden Bozzolo. De onverwachte wendingen waren echter niet voorbij. Tijdens de provaccia kwam Solitario bij Chiocciola ten val. Hij blesseerde zich en de poorten van San Marco openden zich voor Peppinello die op Danubio della Crucca mocht rijden.

De reactie van de ocaioli was heftig en de eerste schermutselingen deden zich voor in de aanloop naar de segnatura van de fantini. Deze vond pas met aanzienlijke vertraging plaats en uit voorzorgsmaatregel werd Peppinello vrijgesteld van deelname aan de Corteo Storico.

Het moment van de Palio brak aan in een enorm gespannen sfeer. Torre vertrok bij de eerste en ter hoogte van Fonte Gaia trapte een ocaiolo die niet op zijn plaats zat in bij de comparsa richting Peppinello. Hij verloor zijn evenwicht, viel nog niet onmiddellijk maar in San Martino wel.

De Palio leek voorbestemd voor Torre met Rondone op Daria. Het lot besliste er echter anders over. Danubio maakte scosso een comeback en draaide als eerste in de derde Casato.

Een reeks ongelooflijke toevalligheden zorgden voor een persoonlijke cappotto van Peppinello, maar het was paradoxaal genoeg ook het einde van de carriere van de fantino uit Lauro. Oca betaalde hem zijn overlopen cash en in zijn drie volgende koersen reeds hij telkens op paarden die geen kans hadden op de overwinning.

In de jaren zeventig reden er 4 nieuwe fantini uit Campania de Palio.

Vittorio Cerrone bekend als “Turbina” en Aniello Damiano die de naam “Damasco” kreeg geraakten echter niet verder dan hun teleurstellende debuut.

Ondanks uitstekende referenties duurde de carrière van Vincenzo Foglia ofte “Frasca” niet veel langer. Hij reed 7 die zeven keer de palio tussen 1971 en 1977.

De Napolitaanse jockey reed maar liefst 5x voor Civetta. De meeste opvallende gebeurtenis in zijn carrière was de sensationele ontsnapping na de palio van juli 1974. Hij reed een teleurstellende koers op Ringo, een paard waarmee hij in de provincie grote successen had gehad. Na de koers werd hij achtervolgd door boze panterini.

Een andere Napolitaan, Renato Monaco die de bijnaam “Grinta” kreeg reed acht keer de palio tussen juli 1976 en september 1980. Zijn carrière had er totaal anders kunnen uitzien.

Grinta kwam heel dicht bij de overwinning in de Palio van juli 1979. Hij reed toen op Flash Royal bij Drago een ganse koers op kop maar werd op de meet geklopt door een ongelooflijke comeback van Tremoto op Quebel bij Civetta.

De rest van de carrière van Monaco werd zeker bepaald door die sensationele nederlaag. Drago bleef hem vertouwen geven en liet hem op Rimini rijden tijdens de Palio Straordinario van september 1980. Hij reed echter een zwakke koers en een nieuwe kans volgde niet meer.

 

Naam Bijnaam Gereden Palio’s Gewonnen Palio’s
Giovanni Serio Giovanni Serio 1 0
Angelo Serio Pirulino 19 1
Fortunato Castiello Napoletano 8 1
Gioacchino Calabrò * Rubacuori 5 1
Giuseppe Vivenzio Peppinello 5 2
Vittorio Cerrone Turbina 1 0
Aniello Damiano Damasco 1 0
Vincenzo Foglia Frasca 7 0
Renato Monaco Grinta 8 0

*Geboren in Sicilië