Waar komen fantini vandaan? Deel 10 : Empoli

Gebruikmakend van het immense en kostbare naslagwerk van Orlando Papei en zijn medewerkers van ilpalio.org ging Roberto Filiani op zoek naar de plaatsen van oorsprong van de fantini, rekening houdende met de geboorteplaats en de gegevens waarover we kunnen beschikken. Hij vertrouwde op de juistheid van de informatie van de website en nodigt iedereen uit om een fout of vergetelheid te melden. Ook wij van palio.be hadden nauw contact met Roberto Filiani en Francesco Zanibelli (lavocedelpalio.it). De volledige tekst en naslagwerk werden dus aangewend met toestemming van beide.

 

In deel 10 onderzoekt Roberto Filiani Empoli

 

Aan het einde van de achttiende eeuw arriveerde een grote groep jockeys vanuit Empoli in Siena onder leiding van Luigi Menghetti detto “Piaccina“, die zijn lange en glorieuze carrière begon op 16 augustus 1787.

Pas op 2 juli 1795 keerde hij terug en won hij de Palio nadat hij drie ronden domineerde voor Leocorno. Hoewel hij de jaren erna met veel regelmaat opnieuw de Palio reed moet hij 11 jaar wachten op een tweede overwinning.

Op 2 juli 1806 won Piaccina voor Montone, nadat hij een duel uitvocht met Caino bij Nicchio. De koers kende een voor die periode afwijkend verloop met veel valpartijen en weinig uitwisseling van zweepslagen.

Hoewel hij vaak bij de favorieten gezet werd won hij pas in augustus 1811 zijn derde Palio. Op de vooravond van zijn 50ste verjaardag startte hij als het ware een tweede jeugd én vooral een gouden cyclus bij Civetta voor wie hij 3x zou winnen op evenveel jaar.

De opeenvolging van overwinningen voor Castellare begon in augustus 1811, na een fel bevochten en spectaculaire koers. Ook in juli 1812 was hij succesvol nadat de beslissing viel in de laatste Casato doordat Vecchia en Caino mekaar hinderden. Een derde overwinning voor Civetta volgde in juli 1813 nadat hij de koers domineerde na een fel betwiste start.

De gouden periode werd bevestigd door een nieuwe overwinning in juli 1814 bij Bruco die pas in de laatste San Martino Nicchio met Vecchia inhaalden die tot dan de koers domineerden. Vecchia was zijn eeuwige rivaal. Reeds in augustus 1800 en juli 1810 vocht hij duels uit met hem.

De frequente overwinningen en vooral het niet willen delen van de winst met de andere fantini maakten Piaccina niet populair bij zijn collega’s. Dit vinden we terug in verschillende verslagen uit die tijd : “… alle jockeys waren tegen Piaccina, omdat hij op 2 juli de Palio had gewonnen en niemand iets had willen geven … “en ook ” … onmiddellijk na de start werd Piaccina aangevallen door Serafino, de broer van Vecchia en Brandino en hij werd van zijn paard gegooid … ”

Desondanks wist Piaccina zijn zevende overwinning te behalen in augustus 1818 voor Leocorno na een bitter betwiste koers tegen Caino voor Nicchio en Ferrino maggiore bij Tartuca.

De gevorderde leeftijd weerhield Piaccina er niet van om zijn lange carrière voort te zette en niet terug te deinzen voor duels met veel jongere fantini. Zijn achtste en laatste overwinning in juli 1826 vat deze situatie perfect samen.

Op 64-jarige leeftijd werd Piaccina door Bruco geëngageerd. Tijdens de fases van de start kwam hij ten val. De Empolees verloor de moed niet en herstelde het gebroken hoofdstel van zijn paard met een veter van zijn schoenen. Na de start zette hij de achtervolging in op Cicciolesso bij Nicchio en Brandino bij Onda die hij pas in de laatste Casato kon passeren.

Ook het jaar erop was Piaccina dicht bij de overwinning toen hij, rijdend voor Istrice, werd tegengehouden door een toeschouwer terwijl hij aan kop liep. Deze werd opgepakt en moest als straf een schadevergoeding betalen aan de oude fantino.

Piaccina reed zijn laatste Palio in juli 1831, op bij zeventig-jarige leeftijd. Hij reed maar liefst 65x de Palio en won 8 keer. Dit alles in een periode van maar liefst 45 jaar, een record dat tot op de dag van vandaag onovertroffen is en wellicht onmogelijk zal zijn om te verbeteren.

Parallel aan de carrière van Piaccina ontwikkelde zich ook die van zijn jongere broer Angiolo detto “Biancalana” die slechts vijf keer deelnam zonder overwinning. Ook zijn zoon, Giuseppe detto “Giuseppetto” reed vijf maal de Palio en wist op 20 augustus 1804 de overwinning te behalen voor Tartuca nadat hij opnieuw op zijn paard was gesprongen na een val in de eerste Casato!

De carrière van Giuseppe Bini detto “Ciccina” kunnen we opdelen in twee periodes. Hij was de zoon van de zus van Piaccina en Biancalana. In zijn eerste periode reed hij vijf maal de Palio tussen 1794 en 1796. Na een afwezigheid van bijna 18 jaar keerde hij terug en won hij vier maal de Palio, gelijk verdeeld tussen Torre en Aquila.

Het geluk van Ciccina, die ook wel Tremamondo werd genoemd, was ongetwijfeld het donkere paard van Stanislao Pagliai. Aan dit paard worden maar liefst negen overwinningen toegeschreven. Bini won er zijn eerste drie koersen mee.

In de meest glorieuze fase van zijn carrière reed ook de jongere broer van Ciccina de Palio. Deze luisterde naar de bijnaam “Belgrado” maar wist geen enkele van zijn negen deelnames te verzilveren met een overwinning.

In die jaren reden ook andere fantini uit Empoli de Palio, zonder geluk: Geremia, de zoon van Piaccina en Luigi Zanolla detto “Leggero“. Deze laatste is de enige van wie we geen verwantschapsbanden vonden met de Menghetti-familie. Er zouden nog twee leden van deze familie de weg naar Siena gevonden hebben maar er is geen informatie gevonden met betrekking tot een mogelijke deelname aan de Palio zelf.

Pas na enkele decennia werd opnieuw een fantino uit Empoli gelanceerd. Faustino Falcini detto “Romano” reed tussen augustus 1865 en juli 1881 negen keer de Palio zonder hem ooit te winnen.

Twee jaar later maakte Francesco Galassi detto “Cecco“, een directe afstammeling van de Menghetti, zijn debuut. Hij was de kleinzoon van de legendarische Piaccina. Hij reed meer dan 20 palio’s maar kon nooit winnen. De twee verloren palio’s uit 1871 zullen hem ongetwijfeld altijd zwaar op de maag zijn blijven liggen.

Samen met Cecco maakte in juli 1867 ook een andere in Empoli geboren fantino zijn debuut. Pietro Lenzi detto “Gambino” kende een minder lange carriére die weliswaar minstens even kleurloos was. Dit was iets dat andere fantini uit Empoli die tot het begin van de twintigste eeuw zouden deelnemen met elkaar gemeen hadden.

Het verging dus ook Dante Rigoli detto “Nula” niet beter. Deze zou, net als Gambino 10 keer de Palio rijden zonder te winnen. In de Palio alla Romana in 1876 won hij wel de troostfinale voor Selva.

In juli 1878 was het de beurt aan de laatste afstammeling van de Menghetti-Bini-dynastie : Egidio Bini detto “Filusella“, kleinzoon van Belgrado. Van deze fantino herinneren we ons enkel de harde straffen en diskwalificaties die werden uitgesproken na zijn eerste twee Palio’s. Telkens omwille van wangedrag aan de start.

In 1880 debuteerden twee andere fantini uit Epoli : Michele Noci detto “Bruscolo” in juli en Cesare Soldi detto “Soldino” in augustus. Van de eerste herinneren we ons enkel de Palio van juli 1881 toen hij voor Giraffa op de sterke Pilatus reed. Deze had de vorige koers gewonnen voor Aquila en was favoriet. Bruscolo was echter niet in staat om zijn paard uit de Entrone te laten komen waardoor hij uitgesloten werd om deel te nemen.

Ook de korte carrière van Ugo Dicomani detto “Ugo d’Empoli” is niet echt van groot belang voor de geschiedenis van de Palio. Hij zou tussen augustus 1897 en 9 september 1900 in totaal vier maal de Palio rijden.

De laatste fantino uit Empoli tot op de dag van vandaag was Giuseppe Noci detto “Beppino“. Hij was de jongere broer van Bruscolo. Beppino debuteerde op 16 augustus 1881 voor Pantera en eindigde zijn carrière in augustus 1901. Hij vervulde bijna steeds de rol van killer tot hij in juli 1901 zijn grote kans kreeg na het verraad van Fiammifero bij Chiocciola. Hij werd echter verslagen door de sterkere Scansino bij Nicchio.

 

Naam Bijnaam Gereden Palio’s Gewonnen Palio’s
Luigi Menghetti Piaccina 65 8
Angiolo Menghetti Biancalana 5 0
Giuseppe Menghetti Giuseppetto 5 1
Giuseppe Bini Ciccina 21 4
Gregorio Bini Belgrado 10 0
Luigi Zanolla Leggero 10 0
Faustino Falcini Romano 9 0
Francesco Galasso Cecco 23 0
Pietro Lenzi Gambino 10 0
Dante Rigoli Nula 11 0
Egidio Bini Filusella 11 0
Michele Noci Bruscolo 3 0
Cesare Soldi Soldino 1 0
Ugo Dicomani Ugo d’Empoli 4 0
Giuseppe Noci Beppino 12 0