Waar komen fantini vandaan? Deel 11 : Firenze

Gebruikmakend van het immense en kostbare naslagwerk van Orlando Papei en zijn medewerkers van ilpalio.org ging Roberto Filiani op zoek naar de plaatsen van oorsprong van de fantini, rekening houdende met de geboorteplaats en de gegevens waarover we kunnen beschikken. Hij vertrouwde op de juistheid van de informatie van de website en nodigt iedereen uit om een fout of vergetelheid te melden. Ook wij van palio.be hadden nauw contact met Roberto Filiani en Francesco Zanibelli (lavocedelpalio.it). De volledige tekst en naslagwerk werden dus aangewend met toestemming van beide.

 

In deel 11 onderzoekt Roberto Filiani Firenze

 

Nadat we de fantini uit Empoli reeds besproken hadden, is het nu de beurt aan de paar andere fantini uit het Florentijnse grondgebied.

De eerste naam op de lijst is die van Giovan Battista Papi detto “Ruglia“, een postkoetsier geboren in Florence in april 1687. Zijn naam is verbonden aan één van de meest fascinerende en controversiële gebeurtenissen in de geschiedenis van Palio: de halve Palio van Onda en Tartuca van 16 augustus 1713.

Ruglia won de Palio van juli voor Chiocciola, die, zoals toen gebruikelijk was, besloot om op eigen kosten een andere Palio te organiseren. Daaraan namen 14 contrade deel. Chiocciola, Drago en de nog inactieve Aquila namen niet deel. Veel is niet geweten over deze Palio, behalve dan de meer dan ooit betwiste finish.

Onda had een behoorlijke voorsprong en stopte in de derde ronde ter hoogte van de finishlijn en de fantino besloot om zijn paard, Barberono om te draaien. Enkele ogenblikken later arriveerde Tartuca en passeerde met zijn paard Montalcino Onda die zoals gezegd enkele meters terug was gegaan.

Onmiddellijk claimden de contrade de overwinning. Het was onmogelijk om te bepalen wie de winnaar was.

De delicate controverse duurde een paar dagen, totdat op salomonische wijze werd vastgesteld dat het prijzengeld over de contrade zou worden verdeeld. De drappellone werd geschonken aan een parochie in de Terzo di Città.

Door de eeuwen heen en na zorgvuldig onderzoek is met absolute zekerheid vastgesteld dat Cappellaro voor Onda reed en Ruglia voor Tartuca, en niet Ignudo zoals her en der beweerd werd.

Tachtig jaar na Ruglia arriveerde Giovanni Pescini detto “Pescio“, een bescheiden jockey uit Panzano in Chianti die, in zijn dertien deelnames, geen belangrijke sporen achterliet.

De korte carrière, vier overwinningen in slechts zeven deelnames, door Antonio Guasqui detto “Folaghino“, geboren in Fucecchio in januari 1829, is van een geheel ander kaliber.

Op 16 augustus 1847, bij zijn debuut, won Folaghino voor Nicchio door Gobba Saragioli bij Torre in de laatste meters te verslaan. Deze zeer omstreden aankomst lag aan de basis van zware botsingen tussen nicchiaoli en torraioli.

De carrière van deze zegevierende jonge fucecchiese ging verder met de historische cappotto in 1850 voor Chiocciola. In juli na een extreme strijd met Saltatore bij Oca, Palloncino bij Montone en Figlio di Bonino bij Onda; in augustus nadat debutant Bachicche twee ronden had geleid voor Onda en een spectaculair duel met Gobbo Saragiolo bij Drago.

Hij was afwezig in juli 1851 maar in de daaropvolgende Palio van augustus ‘compenseerde’ Folaghino Onda door te winnen voor Paolaccino bij Torre.

Folaghino’s fenomenale carrière eindigde die dag. Op tweeëntwintigjarige leeftijd stierf de rijzende ster uit Fucecchio door onbekende oorzaken in de nacht van 31 oktober 1851.

Het volgende jaar maakte Michele Tinagli, detto “Pilontra” zijn debuut voor Selva. Deze zesentwintigjarige uit Figline Valdarno reed zeven keer de Palio en was vooral gehecht aan Istrice voor wie hij vier keer zou rijden en voor wie hij bijna won in augustus 1853.

Ook bij Istrice, in augustus 1858, reed de Fucecchiese Santi Soldaini detto “Volpe” zijn enige Palio. Veel langer was de carrière van regio-genoot Pietro Montanelli detto “Gonga” die elf keer deelnam tussen 1874 en 1881. Meer dan een bescheiden wingman werd hij niet.

In 1873 maakte Antonio Salmoria detto “Leggerino” zijn debuut. Hij was een eenendertigjarige uit Castelfiorentino, die maar liefst zeven keer won.

Leggerino won de eerste keer in augustus 1875 voor Montone, na een zeer spectaculaire en onzekere koers in welke hij een duel uitvocht met Rocco bij Tartuca. In de Palio alla Romana van een jaar later bevestigde hij voor Lupa.

Steeds als hoofdrolspeler knoopte Leggerino aan met een nieuw succes in juli 1879, opnieuw voor Montone na een confrontatie met Pirrino bij Chiocciola. De overwinning van een jaar later voor Selva was duidelijker nadat hij de leiding nam in de eerste San Martino.

Op 2 juli 1881 kwam de derde opeenvolgende overwinning in de Palio di Provenzano, deze keer voor Oca. De valpartij in de eerste San Martino waarbij ook Bruco, Torre en Montone betrokken waren gaf de doorslag.

Vier jaar later, op de sterke Prete, bevestigde Leggerino zich bij Oca in een koers die de geschiedenis inging voor het sensationele verraad van Bachicche tegen Chiocciola. Dit was dezelfde combinatie die de ervaren fantino uit Castelfiorentino had begunstigd in de Palio van juli 1885. We kunnen stellen dat het een uitwisseling van gunsten was tussen de twee populairste assassini uit die periode.

Door gebruik te maken van zijn geweldige ervaring, behaalde Leggerino zijn zevende en laatste overwinning in juli 1886 voor Tartuca nadat hij in de laatste San Martino Boggione die opweg leek naar een succes bij Istrice ten val bracht.

Antonio Salmoria bleef zijn ganse carrière één van de meeste gewilde fantini en zou in augustus 1895 zijn veertigste en laatste koers rijden voor Montone op 53-jarige leeftijd.

Absoluut minder gelukkiger is de ervaring van de Florentijnse Edoardo Farsetti detto “Mugnaino” die acht keer deelnam tussen 1893 en 1897.

Mugnaino verloor sensationeel zijn drie Palii die hij voor Chiocciola reed : in die van juli 1896 kwam hij ten val in de laatste Casato en de twee koersen van het volgende jaar eindigden beide met twee tweede plaatsen achter Giraffa.

De legende gaat dat vlak na de sensationele nederlaag van juli 1896 een teleurgestelde en verbitterde Chiocciola een beeltenis van Sint Antonius in de waterput gooide. Heiligschennis die al in 1897 werd betaald en bleef duren tot het beeldje werd opgevist de avond voor de overwinning in 1911.

De laatste jockey uit de provincie Firenze die de Palio reed was Sirio Pessuti detto “Morino” op 2 juli 1948. Hij kreeg zijn kans op de reeds winnende Brillante bij Leocorno maar kwam slecht ten val in de tweede San Martino.

 

Naam Bijnaam Gereden Palio’s Gewonnen Palio’s
Giovan Battista Papi Ruglia 2 (?) 2
Giovanni Pescini Pescio 13 0
Antonio Guasqui Folaghino 7 4
Michele Tinagli Pilontra 7 0
Santi Soldaini Volpe 1 0
Pietro Montanelli Gonga 11 0
Antonio Salmoria Leggerino 40 7
Edoardo Farsetti Mugnaino 8 0
Sirio Pessuti Morino 1 0