Waar komen fantini vandaan? Deel 12 : Roma

Gebruikmakend van het immense en kostbare naslagwerk van Orlando Papei en zijn medewerkers van ilpalio.org ging Roberto Filiani op zoek naar de plaatsen van oorsprong van de fantini, rekening houdende met de geboorteplaats en de gegevens waarover we kunnen beschikken. Hij vertrouwde op de juistheid van de informatie van de website en nodigt iedereen uit om een fout of vergetelheid te melden. Ook wij van palio.be hadden nauw contact met Roberto Filiani en Francesco Zanibelli (lavocedelpalio.it). De volledige tekst en naslagwerk werden dus aangewend met toestemming van beide.

 

In deel 12 onderzoekt Roberto Filiani Roma

 

Sinds de tweede helft van de 19e eeuw zien we een groot aantal fantini uit Rome en provincie die de Palio gereden hebben.

Volgens de gegevens waarover wij beschikken, was de eerste Romein op het plein Vincenzo Brignoli, bekend als “Occhiovispo“, een originele en welsprekende bijnaam. Hij reed de twee Palio’s van 1851 voor respectievelijk Montone en Nicchio.

Om een ​​echt belangrijke naam te vinden, moeten we veertig jaar verder gaan. In 1896 kwam de negentienjarige Domenico Fradiacono genaamd “Scansino” vanuit Tivoli in Siena aan. Hij won maar liefst drie van zijn eerste vier betwiste Palio’s. In 1896 won hij een cappotto voor Torre en in juli 1897 won hij voor Giraffa (die datzelfde jaar ook een cappotto zouden winnen). Ook in de nieuwe eeuw won hij vier keer : in juli 1901 voor Nicchio, in augustus 1902 voor Tartuca, in juli 1909 voor Lupa en in augustus 1910 opnieuw in de kleuren van Castelvecchio.

De carrière van zijn jongere broer, Antonio detto “Scansinetto” heeft minder impact. Hij zou drie Palio’s rijden in een periode van twee jaar (1905-1906) waarin Scansino niet aanwezig was op de Piazza.

Uit datzelfde Tivoli kwam Alduino Emidi, bekend als “Zaraballe“. Deze fantino kende een twintig jaar lange carrière (1902-1922) en was in die periode heel loyaal aan Meloni (Picino). Hij won in juli 1903 voor Drago en in 1909 de Palio a sorpresa voor Oca. Gedurende lange tijd werd omwille van een soort rijm ten onrechte gezegd dat hij uit Puglia kwam. (“…mi chiamo Zaraballe vengo dalle Puglie e tengo buone cosce…” – “…mijn naam is Zaraballe, ik kom uit Puglia en ik heb goede dijen…”).

In diezelfde periode waren de uit Marino afkomstige Salvucci-broers aanwezig op de Piazza; Eleuterio, bekend als “Rombois” en Settimio. De eerste reed achttien keer de Palio en had op zijn minst gezegd enkele kansen om te winnen; de tweede reed slechts twee keer, maar bij zijn debuut bij Bruco, in augustus 1911, kwam hij erg dicht bij succes. Het was Meloni die Bubbolo bij Drago begunstigde door Settimio te hinderen.

Gelukkiger was de carrière van Angelo Serio bekend als “Pirulino” die verrassend genoeg de Palio van juli 1923 voor Lupa op de weinig beloftevolle Baietta wist te winnen. Merkwaardig genoeg verdween deze fantino van het toneel in 1930 nadat hij met goede continuïteit had deelgenomen. In 1945, na de oorlog werd hij op 54-jarige leeftijd opgevist. Hij zou nog twee koersen rijden.

Pas in de jaren dertig arriveerde een echte topper, Pietro De Angelis genaamd “Pietrino“, in Siena. Deze fantino schreef met zijn daden én overwinningen epische pagina’s in de geschiedenis van de Palio. Verraad, winst, verafgoding en verafschuwing, zijn beroemde motto “e mò dammi li sordi” maar ook zijn tragische dood op de Piazza tijdens het filmen van “La Ragazza del Palio” typeren allemaal deze fantino.

In 1938 koos Montone een jonge man uit Manziana: Gino Gentili bekend als “Sughero” die met in het roze jasje de twee Palio’s van dat jaar liep. Overtuigend was hij niet maar hij effende het pad voor zijn veel bekendere broer Giuseppe genaamd “Ciancone” die in de naoorlogse periode de plak zwaaide op de Piazza en de wet dicteerde tot 1969.

Over Ciancone kan je een apart hoofdstuk schrijven, niet alleen over zijn negen overwinningen, maar ook voor zijn meesterschap, voor de duizend anekdotes uit een carrière die paradoxaal genoeg niet bekroond werd door voldoende triomfen, maar ook en vooral voor de ballingschap na de rampzalige “Palio della rigirata” van augustus 1961. Lees onze Ciancone-pagina voor een volledig verhaal.

Ook uit Manziana kwamen de twee Ceciarelli-broers : Vincenzo bekend als “Pennello” die bij zijn debuut in augustus 1959 bij Leocorno werd opgehouden door de verwonding van volbloed Sarna en Felice genaamd “Giamburrasca” die net als zijn broer slechts één Palio reed, in juni 1961.

Twee echte Romeinen, Remo Antonetti bekend als “Rompighiaccio” en Romano Corsini bekend als “Romanino“, hadden het geluk om naam te maken op de Piazza.

De carrière van Rompighiaccio is nauw verbonden met die van het paard Niduzza met wie hij in juli 1950 bijna zijn debuut voor Drago won. In augustus 1950 won hij zijn eerste Palio voor Leocorno en twee jaar later voor Oca; beide op Niduzza.

Romanino daarentegen won op zijn debuut voor Selva op Archetta. Hij reed eigenlijk nagenoeg per toeval maar trapte hiermee op de tenen van vele andere collega-fantini. Dit is waarschijnlijk de reden waarom zijn carrière op de Piazza reeds eindigde na vier koersen.

Van een ander niveau is de carrière van Antonio Trinetti, bekend als “Canapetta“, de blonde van Allumiere. Hij was een fantino die slechts drie overwinningen behaalde. Dit is ver onder zijn capaciteiten. Hij verbond zijn naam voor het grootste deel van zijn carrière aan Chiocciola en aan Beatrice. Hiermee won hij zijn eerste palio in augustus 1962 voor Drago, alsook zijn tweede in augustus 1966 in de kleuren van San Marco. In juli 1968 won hij zijn derde en laatste Palio op Selvaggia, wederom voor Chiocciola.

In de jaren zeventig kende twee andere romeinse fantini succes op de Piazza : Adolfo Manzi, bekend als “Ercolino” en Michele Bucci, bekend als “Randa“. Beide fantini kenden veel succes op de renbanen in Italië en behaalden hun eerste overwinning dankzij een scosso.

Ercolino won in augustus 1973 voor Aquila, waar hij in juli zijn debuut had gemaakt. Hij viel van Panezio in de laatste San Martino na een koers op kop. De tweede overwinning, na een reeks behoorlijk negatieve prestaties, kwam er in augustus 1981 voor Nicchio in een koers die letterlijk gedomineerd werd door debutant Balente de Su Sassu.

Randa won in juli 1977, bij zijn debuut voor Montone op Quebel. Na een spectaculaire val in de tweede San Martino lanceerde het paard zich en zette het de achtervolging in op Spillo die zich bijna gewonnen waande voor Aquila. De rest van de carrière van de Romeinse fantino was kort en enigszins kleurloos.

De laatste twee Romeinse fantini die zegevierden op de Piazza del Campo vertrokken beide vanuit de rincorsa en reden beide voor Selva. Guido Tomassucci bekend als “Bonito da Silva“, uit Trevignano Romano won bij zijn tweede optreden in juli 1987 op Vipera. Over deze koers wordt vandaag de dag nog steeds gedebatteerd omwille van de mysterieuze genezing van Vipera.

Antonio Villella, bekend als “Sgaibarre“, uit Civitavecchia zou zijn debuut maken bij Selva in augustus 2002 maar de blessure van Brento veranderde zijn droom in een nachtmerrie. Een jaar later won hij op Zodiach de palio van juli 2003. Een jaar later won hij bijna voor Pantera op diezelfde Zodiach. Daarna begon een lange en onverbiddelijke achteruitgang van zijn.

Tot slot een overzicht van vele andere fantini die een korte en vooral teleurstellende carrière kenden : Ersilio Bietolini bekend als “Rondine“, neef van de beroemde Ragno; Walter Moretti bekend als “Misdea” die zijn drie gereden Palio’s voor Istrice reed; de folkloristische en besproken Stefano Petrini bekend als “Gringo“; Loris Almi, bekend als “Galletto” die in juli 1977 de last en de eer had om op de grote Panezio te rijden; een vergelijkbaar verhaal voor Giuseppe Vischetti, bekend als “Menghino” in juli 1959 door Istrice gekozen werd om op de legendarische Gaudenzia te rijden. Augusto Berardozzi, bekend als “Pizzichetto” uit Tolfa reed de drie Palio’s van 1969 en verdween toen uit Siena.

Slechts één deelname voor Mario Meini bekend als “Fil di Ferro I” in juli 1947 voor Bruco op Lola; voor Fernando Castellani bekend als “Gelato” in juli 1951 voor Giraffa op Dorina tot slot Ettore Carosi die voor Leocorno reed in juli 1911 en niet eens een bijnaam kreeg.

 

Naam Bijnaam Gereden Palio’s Gewonnen Palio’s
Vincenzo Brignoli Occhiovispo 2 0
Domenico Fradiacono Scansino 29 7
Antonio Fradiacono Scansinetto 3 0
Alduino Emidi Zaraballe 23 2
Eleuterio Salvucci Rombois 18 0
Settimio Salvucci Settimio 2 0
Ettore Carosi Ettore Carosi 1 0
Angelo Serio Pirulino 19 1
Pietro De Angelis Pietrino 27 2
Gino Gentili Sughero 2 0
Mario Meini Fil di Ferro I 1 0
Giuseppe Gentili Ciancone 40 9
Vincenzo Ceciarelli Pennello 4 0
Felice Ceciarelli Giamburrasca 1 0
Remo Antonetti Rompighiaccio 13 2
Fernando Castellani Gelato 1 0
Romano Corsini Romanino 5 1
Giuseppe Vischetti Menghino 3 0
Antonio Trinetti Canapetta 32 3
Augusto Berardozzi Pizzichetto 3 0
Adolfo Manzi Ercolino 21 2
Michele Bucci Randa 5 1
Loris Almi Galletto 4 0
Stefano Petrini Gringo 3 0
Walter Moretti Misdea 3 0
Ersilio Bietolini Rondine 2 0
Guido Tomassucci Bonito da Silva 19 1
Antonio Villella Sgaibarre 11 1