Waar komen fantini vandaan? Deel 8 : Volterra

Gebruikmakend van het immense en kostbare naslagwerk van Orlando Papei en zijn medewerkers van ilpalio.org ging Roberto Filiani op zoek naar de plaatsen van oorsprong van de fantini, rekening houdende met de geboorteplaats en de gegevens waarover we kunnen beschikken. Hij vertrouwde op de juistheid van de informatie van de website en nodigt iedereen uit om een fout of vergetelheid te melden. Ook wij van palio.be hadden nauw contact met Roberto Filiani en Francesco Zanibelli (lavocedelpalio.it). De volledige tekst en naslagwerk werden dus aangewend met toestemming van beide.

 

In deel 8 onderzoekt Roberto Filiani Volterra

 

Het is belangrijk om mee te geven dat alle vijf fantini uit Volterra in Siena aankwamen in een periode die iets lager duurde dan tien jaar. Dit getuigt van het feit dat er een sterke traditie van koersen met paarden zonder zadel was in die tijd op het oude circuit in het Vallebuona Amfitheater. Dit leiden we ook af uit het boek “Tabarre il fantino volterranno” van Moreno Ceppatelli.

De eerste die in Siena aankwam was Leopoldo Pasqualetti detto “Sordo“, die in augustus 1874 debuteerde voor Giraffa. Hij was vooral verbonden met Leocorno voor wie hij 5 maal de Palio liep en voor wie hij in augustus 1883 zijn enige Palio won.

Sordo reed bij die gelegenheid op morello del Carlini, een paard dat de twee vorige koersen gewonnen had. Tot in de derde ronde reed hij echter in derde positie, achter Aquila en Drago. Ter hoogte van het Palazzo Pubblico kon Leocorno een dubbele inhaalbeweging doen. Deze spectaculaire actie zorgde ervoor dat de overwinning na 23 jaar wachten opnieuw naar Leocorno ging.

Sordo reed 16 keer de Palio, tot augustus 1886. Een deel van zijn carriere liep hij tegen zijn broer, Rinaldo detto “Cappuccino” die 7 koersen zou rijden.

Tussen de twee broers door maakte een andere fantino uit Volterra zijn debuut op de Piazza : Emilio Mannucci, detto “Moro“. Hij reed de Palio van augustus 1875 voor Lupa.

We gaan dus snel verder naar 1885, het jaar wanneer Francesco Ceppatelli detto “Tabarre” debuteerde in juli voor Bruco. In augustus liet Torre een andere en tevens de laatste fantino uit Volterra debuteren : Emilio Lazzeri detto “Fiammifero

De opwindende carrière van Francesco Ceppatelli, na een onzeker debuut, ging pas echt van start na de eerste overwinning in juli 1888. Tabarre, bijna dertig jaar oud, won voor Chiocciola op Gemma en kon zo Selva en Genesio afhouden.

In juli het jaar nadien ging de sterke Gemma naar Tartuca. Tabarre die de tweede prova bij Chiocciola gereden had liep over naar Tartuca en volgde zijn paard uit juli van het jaar ervoor. Chiocciola koos voor Pirrino.

Gemma was echter geblesseerd de dag van de Palio. Chiocciola nam de leiding en pas in de derde San Martino slaagde Tabarre erin om hem te passeren. De wanhopige aanvallen van Pirrino kon hij afhouden en een tweede overwinning was een feit.

Tabarre werd een van de meest begeerde fantini van die tijd. In 1890 slaagde Tabarre erin om de cappotto te winnen voor Drago. In juli pakte hij op Prete de kop in de eerste San Martino en hield de sterk opzettende Ansanello van Nicchio af. In augustus, op Farfallina was de overwinning indrukwekkend na een razendsnelle start. Tabarre hield Girolametto bij Aquila en Leggerino bij Istrice op veilige afstanden won dus zijn tweede van het jaar.

In augustus 1891 bevestigde hij met een nieuwe overwinning; opnieuw voor Tartuca en opnieuw op Farfallina. Na een perfecte start hield hij iedereen op ruime afstand. De dag erna won hij opnieuw. Er werd een Palio alla Romana gereden en deze won hij op grootse wijze voor Oca, opnieuw op de sterke Farfallina.

Het jaar daarop, opnieuw bij Oca, won Tabarre na een zeer zwaarbevochten koers. Eerst hield hij Tagatta bij Tartuca af, vervolgens Sciò bij Bruco en tenslotte vocht hij ook nog een duel uit met Ansanello bij Leocorno.

In de daaropvolgende Palio van augustus (1894) werd de Palio betwist door veel contrade. Tabarre belandde voor het eerst bij Torre om Lampino te berijden. Hij was gretig en wilde de twee verloren eerdere koersen van 1893 rechtzetten. Hij won na een adembenemende uitwisseling van zweepslagen Bozzetti bij Pantera.

In juli 1894 reed hij opnieuw voor Drago op een debutant. Tabarre wint opnieuw nadat hij door middel van zweepslagen bij de derde passage aan de Palco delle Comparse voorbij Chiocciola met Genesio de kop kan nemen. Uit die Palco werd een schild naar hem gegooid door een page van Torre.

De volgende Palio ging het beste paard naar Tartuca, maar ook over Angiolusse, de debutant bij Istrice, werd veel goeds gezegd. Na een eerste prova bij Drago ging Tabarre naar Istrice.

De mossa van de Palio was dramatisch: na een valse start uit voorzorg voor duwende paarden vertrokken enkele contrade in volle galop. Daartussen ook Istrice die in de eerste San Martino ten val kwam. Tabarre botste hard tegen de balustrade, brak zijn been en viel flauw van de pijn.

Na een paar minuten verscheen de fantino, aangemoedigd en “opgefrist”, weer tussen de touwen. Een volgende start was wel geldig en hij nam snel de leiding. De inspanningen van Ansanello bij Tartuca waren niets waard.

Terug in goede gezondheid sloot Tabarre zijn gouden cyclus (waarin hij 11 keer won in een periode van 8 jaar) af met de Palio van juli 1895. Deze won hij voor Torre op Othello, een debutant. Deze keer mistte hij echter zijn start. Hij vertrok in de buik van het peloton en kon eerst terrein goedmaken op Lupa. Vervolgens ging hij ook Giraffa en Valdimontone voorbij. Deze laatste had afwisselend met Nicchio de kop van de koers genomen. In de derde en laatste Casato kon Tabarre afrekenen met Leggerino die voor Nicchio reed.

Na deze elfde overwinning volgde de ene teleurstelling de andere op. In augustus 1908 reed hij zijn laatste Palio waarin hij roemloos ten val kwam.

Tijdens de heerschappij van Tabarre slaagde ook Fiammifero erin om glorie te vinden. Op 19 augustus 1894 won hij de Palio alla Romana voor Bruco op Belfortina. Twee jaar later, op 16 augustus 1896 won hij zijn eerste ‘normale’ palio, wederom voor Bruco.

De koers begon slecht voor hem, maar na het sensationele verraad van Ansanello ten aanzien van Torre (deze viel opzettelijk terwijl hij afgetekend aan de leiding liep in de eerste Casato) kon hij de kracht vinden om terug te komen. In de laatste bocht ging hij voorbij Montieri bij Oca en Abbacchio bij Giraffa. Emilio Lazzeri versloeg de twee tegenstanders en won zijn tweede en laatste Palio.

De rest van Fiammifero’s carrière was tamelijk anoniem tot het historische verraad ten aanzien van Chiocciola. Dit betekende het einde van zijn carriere in juli 1901.

Na de start was Chiocciola al snel duidelijk op kop. De overwinning leek al binnen te zijn na de eerste ronde. Maar een onverwachte gebeurtenis in de tweede Casato veranderde alles. Fiammifero had zich duidelijk laten omkopen door Oca, stapte van zijn paard en zocht zijn toevlucht bij de Carabinieri. Oca profiteerde en won.

Onmiddellijk na de Palio werd Fiammifero opgesloten in een kamer van het stadhuis. Rond drie uur ’s nachts werd hij naar de gevangenis gevoerd om daar pas op 9 juli vrijgelaten te worden.

Beschuldigd van oplichterij onderging Fiammifero een strafproces waarvan hij werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Veel zwaarder was echter de straf die hij kreeg van de stad Siena. Op verzoek van Chiocciola werd hij voor het leven gediskwalificeerd. Herhaaldelijk verzocht hij om genade maar deze kreeg hij niet.

 

Naam Bijnaam Gereden Palio’s Gewonnen Palio’s
Leopoldo Pasqualetti Sordo 16 1
Rinaldo Pasqualetti Cappuccino 7 0
Emilio Mannucci Moro 1 0
Francesco Ceppatell Tabarre 39 11
Emilio Lazzeri Fiammifero 23 2