13 juli 1664: de prior van Tartuca stelt voor om het oratorium bouwen

Op 13 juli 1664 stelde de prior van de Contrada della Tartuca, Agostino Regoli, aan de volksvergadering voor om hun eigen oratorium te bouwen.

Tot op dat moment organiseerde Tartuca vergaderingen in het oratorium van Sant’Ansano (in ieder geval vanaf het begin van de zeventiende eeuw, aangezien het archief van de Opera Metropolitana bevestigt dat de Contrada “twee engelen van verguld en geverfd hout” had besteld in 1620 voor deze kerk) maar, zoals met veel contrade is gebeurd, is de deelname aan de Palio, maar vooral het winnen van een Palio, de oorzaak van breuken tussen de Contrada en degenen die hen onderdak bieden.

Wellicht is ook dit de reden waarom de rector van de Opera Metropolitana, tevens eigenaar van Sant’Ansano, in 1663 dreigde de kerk niet meer door de Tartucini te laten gebruiken.

Tijdens de vergadering accepteerde de Tartucini het voorstel van de prior. Deze benoemde drie afgevaardigden om de zaak op te volgen. Op 21 september deelden de verantwoordelijken mee hoe het mogelijk zou zijn om met het weinige geld van de Augustijnen-paters “een kapot en verwoest huis” te kopen, gelegen in het midden van de Via delle Murella (tegenwoordig Via Tommaso Pendola), waar de Sienese mystica Caterina Vannini had geleefd.

Op 29 januari 1665 werd het gebouw aangekocht voor een bedrag van 16 scudi. Zo begon de bouw van het oratorium dat ter ere van Sant’Antonio da Padova (later oratorium van Sant’Antonio da Padova alle Murella genoemd), patroonheilige van de Contrada.

Het oratorium, dat een belangrijk voorbeeld is van een barokken gebouw in Siena, wordt door Enzo Carli gedefinieerd als “het meest complete en significante voorbeeld van een Contrada-kerk”. Niet alleen omdat het volledig werd gesticht en gebouwd door de Contrada, maar vooral omdat bijna iedereen die deelnam aan de werken, zowel constructie als decoratie, in de wijk woonde: Niccolò Franchini is de ontwerper (en prior van Tartuca); zijn zoon Jacomo was de architect; de beeldhouwer Giovan Antonio Mazzuoli is degene aan wie we het hoofdaltaar te danken hebben.

Metselaars, stukadoors en beeldhouwers die in de wijk woonden stelden gratis hun diensten ter beschikking.

In 1682 vierden de tartucini het feest van Sant’Antonio in het nieuwe oratorium en op 6 september 1685 zegende de aartsbisschop van Siena, Leonardo Marsili, het hoofdaltaar.