Waar komen fantini vandaan? Deel 9 : Arezzo

Gebruikmakend van het immense en kostbare naslagwerk van Orlando Papei en zijn medewerkers van ilpalio.org ging Roberto Filiani op zoek naar de plaatsen van oorsprong van de fantini, rekening houdende met de geboorteplaats en de gegevens waarover we kunnen beschikken. Hij vertrouwde op de juistheid van de informatie van de website en nodigt iedereen uit om een fout of vergetelheid te melden. Ook wij van palio.be hadden nauw contact met Roberto Filiani en Francesco Zanibelli (lavocedelpalio.it). De volledige tekst en naslagwerk werden dus aangewend met toestemming van beide.

 

In deel 9 onderzoekt Roberto Filiani Arezzo

 

Fantini uit de provincie Arezzo zijn steeds talrijk aanwezig in de geschiedenis van de Palio. De eerste was Antonio Corgnolini, detto “Pettinaio“. Hij werd geboren in Arezzo in 1707 en verhuisde later naar Siena waar hij op twintigjarige leeftijd ook trouwde.

Zoals reeds eerder gemeld is de documentatie uit de achttiende eeuw vaal onvolledig en zelfs tegenstrijdig. Het is echter een zekerheid dat Pettinaio één van de beste fantini uit zijn periode was. We weten met zekerheid dat hij 6 palio’s won tussen juli 1730 en april 1739. Deze won hij voor Selva, Nicchio, Giraffa, Chiocciola, Drago en Bruco.

De carrière van Angelo Giusti, bekend als “Ciocio” is beter gedocumenteerd. Hij was oorspronkelijk afkomstig uit Ambra en reed maar liefst 42 keer de Palio. Hij reed voor alle contrade en behaalde 8 overwinningen.

Hij slaagde erin om de eerste drie koersen die hij reed te winnen. Dit record is tot op de dag van vandaag nog steeds niet geëvenaard, laat staan gebroken. In augustus 1776 won hij voor Leocorno de koers waarmee de wijk voor het eerste won na maar liefst 72 jaar wachten. Ook de twee koersen van het jaar erna won hij : voor Montone en Nicchio, vermoedelijk telkens met hetzelfde paard van Giuseppe Santini.

Deze perfecte start werd gevolgd door zeven jaar zonder nieuwe overwinning tot hij in 1784 won voor Torre. Ook dit was een historische Palio want het was de eerste die gewonnen werd door een scosso.

Ciocio nam onmiddellijk de kop, maar kwam ten val in de tweede San Martino. Een ronde later stond het paard van Torre op het punt om te stoppen met lopen. Giraffa na de koppositie over.

Maar Ciocio, die in de San Martino was blijven staan, liep de piste op en gaf het paard een aanmaning met de zweep. Het paard vervolgde zijn koers en kon Naccho vol ongeloof opnieuw passeren.

De carrière van Ciocio werd gekenmerkt door overwinningen, verraad en slecht gedrag. Hij haalde dus regelmatig de voorpagina’s, in het bijzonder omwille van een soort vete met de grote Dorino die op zijn beurt gesteund werd door andere fantini uit de Maremma.

Ciocio’s carrière eindigde, op dezelfde manier als hij begon, op 16 augustus 1798 met zijn achtste en laatste overwinning, deze keer behaald voor Chiocciola, enkele maanden voor zijn plotse en vroege dood.

Parallel aan de carrière van Ciocio reed ook zijn broer, Marco detto “Marcaccio” maar liefst 21 palio’s. Hij won nooit maar was wel van functioneel belang voor de triomfen van zijn broer.

Marcaccio speelde een fundamentele rol in de rivaliteit tussen Ciocio en Dorino. Hij steunde zijn broer en ondernam acties waarbij hij de limieten van de regels zocht.

In een kroniek uit die tijd vinden we dat de gebroeders Giusti zich op 2 juli 1788 op Dorino die bij Lupa reed richten. Ciocio reed voor Pantera, Marcaccio voor Giraffa. We lezen : “… toen werd de ruiter van Lupa van zijn paard gegooid en terwijl hij op de grond lag kreeg hij zweepslagen van Ciocio die al snel opgepakt werd door enkele soldaten. Marcaccio daarentegen nam het paard van Lupa bij de teugels en reed tegen de richting in naar de Casato. Dit zou hij beloofd hebben aan Dorino. Op zijn weg kwam hij rennende paarden tegen die en verwarde indruk nalieten… “.

Voor deze stunt werd Marcaccio gearresteerd, maar blijkbaar had de straf weinig effect. In de volgende Palio, die van augustus, reed hij voor Tartuca. Hij had geen enkele moeite om Biggeri het zwijgen op te leggen : “… na het neerlaten van de canapé nam Marcaccio het paard van Torre. Hij hield het vast en trakteerde paard en fantino op zweepslagen. Beide fantini vielen op de grond maar hielden niet op met het uitdelen van (zweep)slagen totdat ze door de soldaten werden meegenomen en naar de gevangenis werden gebracht. Daar bleven ze half negen ’s ochtends om daarna te gaan ontbijten in de Osteria delle Donzelle …”

De aanwezigheid van fantini uit Arezzo in de 19e eeuw was zeer talrijk. Vier onder hen slaagden erin om te winnen. Het is merkwaardig dat twee van hen; Pietro Betti detto “Betto” en Giuseppe Marraghini detto “Saltatore” beiden wonnen in betwiste carrières. De eerste won in 1841 een Palio vlak na de normale Palio dell’Assunta. Deze werd gereden met alle zeventien contrade en gewonnen door Nicchio. Een jaar later won Saltatore voor Istrice op hetzelfde paard, eveneens een Palio gehouden na die van augustus.

Antonio Bianchi, ook bekend als “Gobbo Fenzi” of “Napoleone“, was een inwoner van San Giovanni Valdarno die erin slaagde om op zijn tweeëntwintig deelnames één keer de Palio te winnen; in augustus 1852 voor Montone op een morella van Luigi Grandi.

De andere overwinnaar uit Arezzo in de jaren 1800 was Pietro Fosci, bekend als “Pietrino d’Arezzo“, die, hoewel hij maar drie keer deelnam, zijn naam aan een historisch wapenfeit koppelde: hij slaagde erin om de eerste cappotto van Tartuca te winnen door te domineren met de sterke Farfallina. Merkwaardig genoeg zou deze winnende fantino daarna niet meer rijden.

Alle andere fantini uit de provincie Arezzo hadden een korte en anonieme carrière. We sommen ze op in willekeurige volgorde: Luigi Fenzi, Fulminante, Domenico Pazzaglia, Naso Rotto, Rogantino, Ruzzino, Palle en Natalino (de broer van de Gobbo Fenzi).

De ervaringen van Diavoletto en Spavento, de broer van Betto, waren langer maar evenzeer zonder uitschieters. Deze laatste heeft wel de statistische bijzonderheid dat hij zijn eerste vier Palii reed op hetzelde paard : storno di Ermenegildo Barbetti.

Hoewel het twee middelmatige jockeys zijn, zoals alle hierboven genoemde, moeten we Giuseppe Morandini, detto “Bugher” uit Levane en Emilio Scattizzi detto “Brunetto” uit Monte San Savino ook kort vermelden.

Bucher reed de twee Palii van 1832, voor Lupa in juli en voor Aquila in augustus. Tijdens deze laatste koers kreeg hij een zevende positie toegewezen bij de start. Hij besloot echter om Brandini, fantino van Selva die op de derde plaats stond, op te zoeken. Hij reed op het favoriete paard maar zou zijn overwinning niet zomaar cadeau krijgen van zijn collega’s. Zodra de start gegeven was greep Bugher het paard bij de teugels. In San Martino, toen de andere ver genoeg waren liet hij Selva staan. Onmiddellijk na de koers werd Morandini gearresteerd en 8 dagen op brood en water gezet. Vervolgens werd de onjuiste Bugher verbannen uit Siena (hoewel deze, zoals te lezen valt in het archief, deze verplichting niet volledig nageleefd heeft). Hij werd ook gediskwalificeerd voor het leven voor de Palio.

Nog meer bijzonder was de ervaring van Brunetto die op 4 juli 1875 voor Giraffa reed. Zijn eerste en enige Palio eindigde onmiddellijk door een onhandige val bij de start. Volgens het verslag werd hij getroost door een edele heer, vermoedelijk één van de twee Signore della Mossa.

Bij het begin van de eeuwwisseling reden twee fantini uit Arezzo een kleurloze Palio; Fortunato Cicali detto “Mascherino” uit Bucine en Francesco Romualdi detto “Bibbiena” uit Castel San Niccolò. Even onbeduidend, maar wel opvallend was de enige deelname van Carlo Bianchi detto “Gobbo” uit San Giovanni Valdarno voor Tartuca in september 1900. Hij had dezelfde achternaam, dezelfde oorsprong en dezelfde bijnaam als de zegevierende fantino voor Montone in 1852.

In juli 1926 maakte Roberto Albiani uit Arezzo zijn debuut onder de naam “Nocciolino II” bij Selva. Vijf jaar later reed hij zijn tweede en laatste Palio voor Giraffa.

De korte carrière, slechts elf deelnames, van Umberto Baldini detto “Bovino” was van een ander kaliber dan de hiervoor besprokene. Deze in september 1904 in Montevarchi geboren fantino maakte zijn debuut in augustus 1927 voor Nicchio op het zeer sterke Giacca.

Al vanaf de start was de superioriteit van Nicchio duidelijk. De jonge Bovino vergrootte onmiddellijk zijn voordeel door te profiteren van de zweepslagen die uitgedeeld werden tussen Meloni bij Civetta en Cispa bij Giraffa. Deze betere fantini verkeken zo hun kans op een overwinning waardoor Bovino verrassend won bij zijn debuut.

Na een reeks anonieme koersen, gevolgd door een lange afwezigheid omwille van een militaire dienst in Afrika, kreeg Bovino verrassend de kans op Ruello te berijden voor Giraffa in de Palio dell’Impero.

Bovino startte slecht, gehinderd door Bubbolo, maar profiteerde ten volle van Ruello’s kracht en de fouten van de anderen in de eerste Casato. Hij wist de leiding te veroveren en vergrootte zijn voorsprong in een ongezien snel tempo. Op die manier verbond hij zijn naam voor altijd aan de Palio dell’Impero.

In de jaren dertig arriveerde een andere fantino uit Arezzo : Donato Gallorini detto “Donatino“. Hij werd naar Siena gebracht door zijn goede vriend Tripolino aan wie hij vaak een helpende hand gaf om te winnen. Hij zou negen keer deelnemen. Zijn laatste koers was die van juli 1946 waardoor hij zowel voor als na de oorlog de Palio zou rijden.

Zo komen we in 1952 toen Salvatore Miglio, 29 jaar oud en afkomstig uit San Giovanni Valdarno, zijn debuut maakte. Hij kreeg de bijnaam “Ganghero” en viel op omdat hij zijn twee enige Palio’s reed in hetzelfde jaar, voor dezelfde contrada en op het zelfde paard : 1952, Leocorno, Dorina .

We sluiten deze lange opsomming van fantini uit de provincie Arezzo af met Maurizio Farnetani detto “Bucefalo“, geboren in Farneta op 21 juni 1958, en winnaar van één Palio op zeventien deelnames.

Hij debuteerde voor Montone in augustus 1984 maar slaagde er niet in om Nicchio van de overwinning te houden. Daarna werd hij referentiejockey van Aquila voor wie hij zes keer zou rijden.

Het was dan ook voor de Contrada del Casatodat hij zijn enige overwinning behaalde door de Palio van 16 augustus 1988 te domineren op Figaro, een zeer sterk paard dat toen zijn enige Palio won op vijftien deelnames.

Bucefalo was erg slim tijdens de start. Hij werd als zevende geloot maar positioneerde zich op de eerste plaats en startte als een raket. Meter na meter vergrootte hij zijn voorsprong waardoor hij in de laatste San Martino reeds zijn zweep in de lucht stak.

In de daaropvolgende jaren kon Bucefalo, hoewel bijna steeds van de partij was, geen tweede overwinning halen. Zijn carrière eindigde in augustus 1997 wanneer hij gediskwalificeerd werd voor maar liefst 20 palio’s.

Hij reed voor Tartuca en kreeg zijn straf omwille van de optelling van 4 overtredingen van het reglement : zo veranderde hij tijdens de fase van de start van positie tussen de touwen en werd hij hier ook op aangesproken door de mossiere. Daarnaast is hij tot twee maal toe gaan protesteren bij de mossiere aan de Verrocchio. Bij de start heeft hij de trui van rivaal Chiocciola vastgenomen en tot slot werd hij bestraft omdat hij moedwillig de drie ronden niet heeft uitgereden.

 

Naam Bijnaam Gereden Palio’s Gewonnen Palio’s
Antonio Corgnolini Pettinaio ? 6
Angelo Giusti Ciocio 42 9
Marco Giusti Marcaccio 21 0
Pietro Betti Betto 9 1
Giuseppe Marraghini Saltatore 19 1
Antonio Bianchi Gobbo Fenzi of Napoleone 22 1
Pietro Fosci Pietrino d’Arezzo 3 1
Luigi Fenzi Luigi Fenzi 1 0
Agostino Tarchi Fulminante 2 0
Domenico Pazzaglia Domenico Pazzaglia 1 0
Tommaso Magi Naso Rotto 1 0
Raffaello Peppetti Rogantino 1 0
Giovacchino Migliorini Ruzzino 1 0
Fortunato Polici Palle 1 0
Giovacchino Bianchi Natalino 1 0
Raimondo Capitani Diavoletto 7 0
Francesco Betti Spavento 9 0
Giuseppe Morandini Bugher 2 0
Emilio Scattizzi Brunetto 1 0
Fortunato Cicali Mascherino 3 0
Francesco Romualdi Bibbiena 2 0
Carlo Bianchi Gobbo 1 0
Roberto Albiani Nocciolino II 2 0
Umberto Baldini Bovino 11 2
Donato Gallorini Donatino 9 0
Salvatore Miglio Ganghero 2 0
Maurizio Farnetani Bucefalo 17 1