Waar komen fantini vandaan? Deel 2 : Sicilia

Gebruikmakend van het immense en kostbare naslagwerk van Orlando Papei en zijn medewerkers van ilpalio.org ging Roberto Filiani op zoek naar de plaatsen van oorsprong van de fantini, rekening houdende met de geboorteplaats en de gegevens waarover we kunnen beschikken. Hij vertrouwde op de juistheid van de informatie van de website en nodigt iedereen uit om een fout of vergetelheid te melden. Ook wij van palio.be hadden nauw contact met Roberto Filiani en Francesco Zanibelli (lavocedelpalio.it). De volledige tekst en naslagwerk werden dus aangewend met toestemming van beide.

In deel 2 onderzoekt Roberto Filiani Sicilia.

 

De eerste was Alfio Gullotta. Ter gelegenheid van de eerste twee prove van de Palio van september 1928 mocht hij de kleuren van Bruco dragen. Hij was naar alle waarschijnlijkheid de eerste Siciliaan die de kleuren van een wijk droeg. Zijn avontuur eindigde echter voor het begon. Hij werd vervangen door de oude Testina die op zijn beurt vervangen werd door brucaiolo Alibrando Cortecci (Smeriglio).

De eerste Siciliaan die de palio reed was Francesco Cuttone gekend als “Mezzetto” in 1951. Hij werd geboren in Ramacca en had een jaar eerder, in mei 1950 reeds vier prove gereden voor Lupa.

Het was Selva die in juli 1951 de kleine fantino lieten debuteren op de grijze Salomè. In augustus van datzelfde jaar kreeg hij een tweede kans op dezelfde merrie. Twee maal werd hij tweede achter de meester Beppe Gentili.

Zijn prestaties in 1951, ondanks een ongelukkige tweede plaats, brachten de Siciliaan onder de aandacht van andere contrade. De kleine fantino had indruk gemaakt door zijn moed die grensde aan bewusteloosheid. 1956 werd het jaar van Mezzetto. Hij won dat jaar een historische persoonlijke cappotto.

In juli was de tufo doordrenkt van de regen. Bijna iedereen kwam ten val. Mezzetto reed roekeloos en moedig door en won op Archetta de Palio voor Aquila. Enkel Arzili op Gaudenzia bij Giraffa slaagde erin om de voorsprong tot een “minimum” te herleiden.

In augustus volgde de bijna aangekondigde overwinning van Istrice die zo afscheid namen van de cuffia. Beppe Gentili had dé man moeten zijn die deze klus moest klaren. Hij blesseerde zich bij de tweede prova, werd vervangen door Lazzero maar raadde daarna Istrice aan om de kaart Mezzetto te trekken.

De Siciliaan betaalde het in hem gestelde vertrouwen terug. Na enkele meters verloor hij zijn helm, kwam op kop, schudde aanvallen van Onda en Nicchio af alsook een laatste aanval van Civetta met Bazza op Velka. Gaudenzia was te sterk en won.

Na de Palio ging Mezz’etto op bezoek bij Ciancone in het ziekenhuis. Hij liet hem een bescheiden fooi achter. Gentili was beledigd. Het lijkt dan ook geen toeval dat de Siciliaan niet meer zou winnen op de Piazza wanneer ook Ciancone aan de start stond.

De cappotto werd gevolgd door een zware crisis en Mezzetto kon pas in juli 1962 terug aanklampen met een overwinning. Hij keerder terug naar Selva, de ideale omgeving om dit te bewerkstelligen gezien dit de wijk was waar hij het meest aan gehecht was.

Elena de Mores en Mezzetto startten als eerste. Ze bleven aan kop gedurende de hele eerste ronde tot Pantera de kop overnam. Het duurde echter niet lang en na een risico te hebben genomen nam de kleine fantino opnieuw de koppositie om deze niet meer te verliezen.

In juli 1955 was er een andere kampioen van de renbaan Favorita in Palermo aangekomen in Siena : Rosario Pecoraro ofte “Tristezza“; een twintig jaar oude fantini die vijf overwinningen behaalde op de Piazza, bijna allemaal gekenmerkt door een autoritair en dominant gedrag.

Het was in juli 1959, bij Aquila op Salomè de Mores, dat Tristezza, zwaar toegetakeld na een val tijdens de prove, de kop nam in de tweede San Martino zonder deze nog af te geven.

Ook in juli 1960 won hij, voor Selva op Tanaquilla om dat over te doen een jaar later, wederom in juli voor Istrice op Uberta de Mores.

De sensationele nederlaag van augustus 1961 op de zeer sterke Uberta in Tartuca leek een einde te maken aan de gouden cyclus van Tristezza die na enkele zware teleurstellingen een grote comeback maakte voor Giraffa op Ettore (Topolone) tijdens de Palio Straordinario van 1967.

Na een schrikwekkende val in de eerste San Martino nadat de start met enorme vertraging was geannuleerd was Tristezza opnieuw in staat bevonden om te rijden. Hij leidde Topolone naar de overwinning en kwam zoals een zegevierend wielrenner met twee handen in de lucht over de streep.

Ook na deze overwinning volgde opnieuw een periode van crisis. In juli 1973 leidde hij Panezio naar de overwinning, de eerste van een paard dat op die moment nog niets bewezen had.

Lupa vertrouwde op de expertise van de Siciliaan vanaf de eerste prova. In tegenstelling tot de andere overwinningen kon Tristezza pas het verschil maken in de laatste ronde wanneer hij Bazza, een andere veteraan van de Palio kon inhalen. Tristezza’s carrière eindigde twee jaar later met eenenveertig deelnames.

Waar de Palio van juli 1959 een positief keerpunt was in de carrière van Tristezza was die Palio het tegenovergestelde voor Vincenzo Graziano ofte “Solitario“. Deze fantino uit Palermo mistte die dag de kans van zijn leven.

Solitario die gebruikelijk voor Giraffa reed, bij wie hij debuteerde in 1958, reed in juli 1959 voor Chiocciola op de fenomenale Uberta. Na een briljante start behoudt hij de kop, tot hij in de tweede San Martino gepasseerd wordt door Tristezza. Deze tweede San Martino zal de carrière van Solitario bepalen.

Solitario zal 7 koersen rijden, allen op elkaar volgend tussen zijn debuut tot september 1960. In augustus 1964 blesseert hij zich op de Provaccia bij een nieuwe kans bij Chiocciola op Danubio della Crucca. Na deze valpartij emigreert hij naar de Verenigde Staten.

Na een intense zoektocht door de groep van Ricordi di Palio werd hij ‘gevonden’ in Miami. Hij werd geïnterviewd en uiteindelijk kon de oude fantino de trui van ‘zijn’ geliefde Giraffa weer aandoen.

Het afscheid van Solitario viel samen met het debuut van een andere palermitano : Antonio Marino detto “Guanto” die 6 koersen zou rijden tot augustus 1968.

Precies die dag had Guanto kunnen afrekenen met zijn onopvallende koersen die hij tot dan kenmerkten. Vertrouwend op een overwinning reed hij voor Leocorno op de bizarre Ercole. Hij werd op de tufo gelanceerd wanneer het paard weigerde te draaien in de Casato. Dit sensationele voorval leidde tot een overwinning van Aceto die zijn ogen niet kon geloven.

Een verschrikkelijke nederlaag gevolgd door een vreselijk ongeluk zorgden dat hij gedwongen was om te stoppen.

De Palio-carrière van Antonino Pecoraro bekend als “Sorriso” is echt bijzonder. Hij was de oudere broer van Tristezza.

Antonino Pecoraro wilde in de voetsporen treden van zijn broer die in juli 1955 zijn debuut had gemaakt. De daaropvolgende Palio kwam hij naar Siena ervan overtuigd dat hij zou kunnen deelnemen.

De gebroeders Pecoraro wilden het artikel uit het Palio-reglement dat deelname van twee of meerdere fantini uit dezelfde familie (tot derde graad) omzeilen.

Hij zou de prima prova voor Selva rijden op Archetta als Pietro Crutone. Zijn gelaat leek echter zo hard op dat van zijn broer die bij Chiocciola reed dat het bedrog uitkwam.

Antonino Pecoraro werd onmiddellijk gediskwalificeerd. Hij kreeg echter de eer om deel te nemen aan de Corteo Storico van de Palio van 1959 om de plaats van zijn broer in te nemen bij Aquila. Een echt debuut volgde pas 4 jaar later.

Aquila vertrouwde de broer van Tristezza maar voor Sorriso eindigde Palio-ervaring met een verwoestende val van Zaffiraen vooral de overwinning van rivaal Pantera.

De zesde Siciliaan die de Palio reed was Bruno Blanco detto “Parti e Vai“, die na zijn debuut voor Lupa in augustus 1963 op Gabria zes jaar moest wachten op een nieuwe kans bij Leocorno waarvan hij de referentiejockey werd.

In totaal reed Parti e Vai vijf keer waarvan vier in de kleuren van Pantaneto. Hij reed een prachtige Palio op Mirabella in augustus 1971. Voor de rest zijn er weinig echte herinneringen aan deze fantino.

We sluiten dit onderzoek naar fantini uit Sicilia met Mario Cottone detto “Truciolo“, een inwoner van Bronte, maar vooral gevormd en getraind in Asti.

Het was een zeer excentrieke jockey gekenmerkt door zijn blond krullend haar en veel besproken door sommige van zijn koersen. Hij werd echter niet altijd goed ontvangen door contradaioli, denken we maar aan de reactie van de civettini na zijn koers in juli 1988 op de sterke Figaro. (kijk zeker naar Four Days in the Summer op ons YouTube-kanaal, minuut 52.50)

Truciolo beleefde echter ook zijn gloriedag op 16 augustus 1986 toen hij voor Giraffa op de beginnende en onbekende Fenosu erin slaagde om een ​​verrassende Palio te winnen en zo de topfavoriet Torre met Cianchino op Vipera versloeg.

In totaal reed Truciolo zeven keer tussen 1984 en 1989. Hij is tot op vandaag nog steeds de laatste Siciliaanse fantino die de Palio reed.

 

Naam Bijnaam Gereden Palio’s Gewonnen Palio’s
Francesco Cuttone Mezzetto 28 3
Rosario Pecoraro Tristezza 41 5
Vincenzo Graziano Solitario 7 0
Antonio Marino Guanto 6 0
Antonino Pecoraro Sorriso 1 0
Bruno Blanco Parti e Vai 5 0
Mario Cottone Truciolo 7 1